Een opstekende wind die niet aanhield

In de poëzie van Erik Lindner zijn we steeds in een langzame zwart-wit film, of er moeten oranje vuilcontainers zijn, blauwgrijze luchten, af en toe een vlekje kleur: groen in het water, oranje licht onder de brug dat het meer rood kleurt, een reep roze. Licht, er is altijd licht en veel water. Hij wil water zien om zichzelf kwijt te maken, ‘zoals water het teveel in mij wegneemt’.

Veel gedichten beginnen met een zelfstandig naamwoord: wolken, golven, strekdam, boortorens, water, regen, zeewier, flikkerlicht, zonnestralen. De dichter staat aan het water, waarnemend, zwijgend. Hij ziet veel gebeuren in de beweging van het water.

De zon die onzichtbaar is
en toch een halve bol op het water vormt

een wolk die onderbroken wordt
door een regenhoos van zonlicht

plat blijft mijn weerspiegeling
zolang de lucht een schilderij lijkt

een reep roze
die de einder ontkracht

vogels die staand hun vleugels opsteken
stenen die door wier bedekt worden

vogels die in een zeekuil na de golf
hun kop onder water steken

een opgerold zeil, een man op de punt van een boot
een lamp halverwege de mast.

In het volgende gedicht vergelijkt hij steeds een concreet iets, een vlieger, golven, schuim, lichten, zoals in een homerische vergelijking, maar het tweede deel van de vergelijking ontbreekt. In vijf disticha noemt hij wat hij ziet en laat de lezer invullen: zo… Daar gaat het om. Om het niet genoemde. Zo als wat? Het leven, het wonder, het raadsel, het onnoembare? Het doet denken aan de boeddhistische uitspraak: het te noemene niet te noemen, dat is het noemen.

Hetzelfde verschijnsel zien we in de reeks ‘Seraing’. Met de fotograaf Stephan Keppel bezocht de dichter de leegstaande en hergebruikte fabriek in Seraing, een stad in de provincie Luik in België. De foto’s zijn te vinden op Google. Desolate foto’s van rommel, stille getuigen van verval. Lindner doet het met zorgvuldig gekozen woorden in een reeks van terzinen: trappen, stof, ijzer, zonlicht. Er lijkt een drama gebeurd te zijn; natuurlijk het verval van de fabriek, maar ook:

Zeemansknopen in een afgebroken stuk touw
dat aan de reling van de loopbrug hangt je been
schuift door het ijzer het rooster in je krimpt

zakt in elkaar en schuilt op een plateau waar
je je panty afrolt het bloeden dept met een doek
het vuil wegveegt de naar binnen gevouwen leuning

Voor de eenzame uitvaart van de heer A.S. uit Litouwen, die verdronk in de vijver in het Vondelpark, schreef de dichter ‘Man in het water’. Hij heeft zich ingeleefd in het lichaam. Het is een lang indrukwekkend gedicht geworden, waarin een vrouw de dode op wil tillen. Dit is de laatste strofe:

en je voelt haar kracht je op te tillen
haar wil je uit de aarde te trekken
en je hoog de lucht in te werpen
naar de wolken de planeten de zon
de melkweg en het sterrenstof
dwars door de klinkers van je naam\de omwegen die je maakte tenietdoen
voor de zomer dat je op aarde kwam
er een wind opstak die niet aanhield
en de bloesem tussen het koren landde.

Remco Ekkers

Erik Lindner – Zog. Van Oorschot, Amsterdam. 60 blz. € 17,99.