De bedwelmingsman

De titels al van de gedichten uit Hans Dekkers’ nieuwste bundel De bedwelmingsman verroert zich zijn roerend. Wie is de bedwelmingsman?

Er zijn momenten in je leven die een eeuwigheidswaarde hebben. Je kunt niet zeggen wanneer of waar ze hebben plaats gevonden. Dat wil zeggen: je kunt het wel zeggen, maar dat is het niet. Het is geen moment toen en daar, het is altijd geworden en overal. Het zijn lichtmomenten, zoals de dichter ze noemt. Het zijn momenten in de kunst: ‘raast een blauwe trein / rechtstreeks naar de hemel, vol het vuur in’. Je luistert naar ‘Miles Davis die in zwart-wit een sigaret rookt bij een solo van John Coltrane’. Daar heb je zo’n titel. Of deze: ‘Je vader die je hoofdwond hecht (zijn adem)’. Het gedicht is een herinnering aan de vader, die lijken uit een kelder tilde na het bombardement op Nijmegen. Een sterke vader, streng, maar met ‘een zachtheid van graniet’.

Zo’n moment is ook het ‘knetteren en vonken van een bovenleiding / van een trolleybus in Arnhem / toen je voor het eerst ozon rook’.
Wist je al wat ozon was? Vertelde opa het toen je aan zijn hand daar liep? De titel van het gedicht is hier eenvoudig ‘Een Simca’. De gebeurtenis maakte een eeuwige indruk op de jongen. Het was niet eens een moment, het waren gebeurtenissen:

zo is alles nieuw in de Simca
op weg naar Italië, de raampjes open
de geur van de bekleding, de haarspeldbochten,
het opgestoken haar van zijn moeder,
talloze kapsels die nog zullen volgen

de Simca met zijn lachende gezicht als voorkant
cabine van toekomst, verschiet, tijd die zal zijn,
hapt met een grijns eindeloze wegen weg

Een lange titel: ‘De kracht van de klauw van een buizerd op je arm voelen in Viségrad, hoog in de bergen bij een middeleeuwse burcht’. Een kleine jongen mag de buizerd op zijn gehandschoende hand voelen. Hij durft niet. Hij kijkt naar beneden, naar de Donau, naar het geweldige landschap waar de buizerd thuis hoort en dan gaat de jongen terug naar de man in zijn middeleeuwse kostuum ‘En dan voelt het / alsof een mensenhand me vastpakt’. Maar er is meer: de vogel kijkt met zijn gele ogen die zo scherp kunnen zien. ‘Mijn ingehouden adem is de storm die in zijn kleine brein / woedt.’ Weer zo’n paradox, net als dat zachte graniet.

Niet alle gedichten zijn zo anekdotisch (waarmee ik niets pejoratiefs bedoel). Zo is er een gedicht ‘De geur van een eucalyptusboom in Ventimiglia’. Ventimiglia ligt dicht bij de grens met Frankrijk. In de tijd van het fascisme vluchtten veel Italianen daarheen, maar het gaat niet aan de eerste strofe van het gedicht hiermee in verband te brengen:

ze sluipen, de onderkruipsels
ze gaan ervandoor
iemand heeft ze afgevinkt
ze laten een geur achter

nu is er eindelijk een kadavermachine
die zich staalt in perfectie
moeilijke deksels, lelijke etiketten
afwijkende degelijkheid
hij verstikt ze met zijn vacuümadem
hij, die uit zijn voegen barst

rottende krabbetjes in een potje
tuinbonen de luxe
relikwie dat we schenken
aan meisjes in bikini

Ik heb afbeeldingen van kadavermachines bekeken, maar dat waren vooral vervoerders van varkenskarkassen. Hier gaat het om een machine die beesten verstikt. Wat heeft dat met Ventimiglia te maken? Ja, het is een plaats aan zee, krabbetjes, meisjes in bikini.

De bundel eindigt met het gedicht ‘De bedwelmingsman’. Hij lijkt op de dood, maar ook op Dionysos met zijn begeleidende satyrs (‘met hun bokkenstaarten en stijve fluiten’!). Dit alles heeft veel te maken met de dichter, met zijn leeftijd ook, maar gelukkig zijn er de lichtmomenten.

Remco Ekkers

Hans Dekkers – De bedwelmingsman verroert zich. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 46 blz. € 19,99.