Alles houdt verband met elkaar

‘Dit verhaal is niet waar’. Die niet mis te verstane waarschuwing op de achterflap blijkt ook nog eens het motto bij het eerste hoofdstuk. Vanzelfsprekend is deze ‘thriller voor young adults’ een fictief verhaal, maar de schijnbaar willekeurige uitspraak blijkt ook een belangrijke sleutel tot interpretatie.

In Wit Konijn, Rode Wolf bedient Tom Pollock zich van twee alternerende verhaallijnen. Het chronologisch opgebouwde verhaal (‘Nu’) wordt afgewisseld met als flashbacks verpakte ‘Herinneringen’. Het verhaal neemt een sterkte start in medias res. We treffen Peter Blankman, getypeerd als ‘een van de grootste rekenwonderen’ van zijn leeftijd, in de keuken aan, kauwend op een porseleinen zoutvaatje, een paniekaanval verbijtend. Pollock, die een veelgelezen blog bijhoudt over zijn psychische problemen, angsten en depressie, schrijft uit eigen ervaring, wat een levensechte en beklijvende leeservaring garandeert. De luchtige, bijwijlen humoristische ondertoon verhindert een overdreven dramatisering van de feiten. Deze invalshoek doet wat denken aan de poëtica van John Green, en dat blijkt geen toeval, getuige enkele verwijzingen:

‘Bloedstollende fokking schildpadden tot in het oneindige.’

‘[E]rachter komen dat je moeder je expres met een neurologische weeffout heeft opgezadeld…’

Troost biedt z’n tweelingzus Bel (Anabel), een pittige jongedame die steeds voor hem in de bres springt. Vriendschappen onderhoudt Peter verder niet, al maakt hij graag een uitzondering voor nieuwe klasgenote Ingrid, die eveneens onder angsten lijdt en een wiskundefanate blijkt. Dat klinkt wat al te toevallig, maar heeft wel degelijk een functie in het verhaal. Daarnaast koestert Peter een sterk geloof in de wiskunde om zichzelf te doorgronden, in een rotsvast geloof dat alles verband houdt met elkaar.

Wanneer Peters moeder een belangrijke wetenschappelijke prijs in ontvangst mag nemen voor haar baanbrekend neurologisch onderzoek, verliest Peter opnieuw zijn grip op de werkelijkheid. Wanneer hij na de zoveelste paniekaanval bijkomt, blijkt z’n moeder neergestoken en ontbreekt ieder spoor van Bel. Peter ziet zichzelf in handen van de daders – die zichzelf echter als goede vrienden van Peters moeder typeren. Samen met een inderhaast opgedoken Ingrid probeert Peter uit handen van een spionnenorganisatie te blijven en tegelijkertijd de ware toedracht van de feiten te achterhalen. Het fenomenaal wiskundig inzicht van beide personages en hun vaardigheid om patronen te herkennen werpt al snel vruchten af. Het wemelt dan ook van codetaal, wiskundige vraagstukken en breinbrekers. Sommige bewijzen hun functionaliteit voor het verhaal, maar vaker nog koketteert de auteur graag met z’n uitgebreide kennis.

Pollock grossiert in een amalgaam aan invalshoeken, zoals het een goedgeschreven thriller past; net zoal Peter wordt ook de lezer meermaals voorgelogen en gemanipuleerd. De spanningsopbouw verloopt minder soepel: de auteur vervalt te makkelijk tot bekende trucjes, zoals cliffhangers integreren of personages met een dubbele loyaliteit opvoeren. Zowel de rol van Peters biologische vader, de loyaliteit van Ingrid als Bels betrokkenheid staan voortdurend ter discussie. Dat resulteert aanvankelijk in een pulserend verhaal, vol afwisseling, dat ruimschoots appelleert aan het analytisch vermogen van de lezer om de misdaden te helpen doorgronden. De gecompliceerde thriller wordt mede gestut door een netwerk van intriges en zijpaden, wat een geraffineerde opbouw garandeert. Gaandeweg verliest Pollock zich echter in een haast onontwarbaar kluwen van zijlijntjes, overigens lang niet allemaal interessant. Meermaals raakt de auteur daarbij aan de geloofwaardigheid. De figuur van Ingrid overtuigt het minst; zij lijkt enkel gecreëerd voor haar specifieke gaven, waar de auteur op heikele momenten graag naar teruggrijpt. Ook het feit dat de drie hyperintelligente jongeren met buitensporig veel verschillende vaardigheden behept zijn, doet de wenkbrauwen fronsen. Onversaagde jeugdige protagonisten slagen waar menig volwassenen faalt; het blijft een storend cliché uit de (jongeren)thriller. Een resem choquerende ontdekkingen leidt tot een heftig einde, dat meer vragen oproept dan beantwoordt, maar daardoor wel een waardige afsluiter vormt.

Inhoudelijk en compositorisch overtuigt Pollock nog niet helemaal, en ook stilistisch blijkt Wit Konijn, Rode Wolf onevenwichtig. Voornamelijk misplaatste vergelijkingen ontsieren het verhaal weleens:

‘Mijn ogen voelden aan als kiezelstenen en het hele plafond leek te golven als een roomwit geverfde zee.’

‘De angst lag als een klomp in mijn hart.’

‘Mijn plan desintegreert als een rol pleepapier in de bek van een puppy.’

Ook het integreren van beelden gelieerd aan wiskundige interesses van de protagonisten komt gezocht en onnatuurlijk over: ‘[M]aagzuur in een opengereten mond? Recht in de roos van het venndiagram van ‘ieuw’ en ‘au’.’

Tom Pollock betoont zich als ambitieus en gedreven auteur, getuige de complexe verhaalstof en het doorwrochte netwerk aan intriges. Maar daarin kan je ook te ver gaan, waardoor het overzicht verloren gaat, met een deels geslaagde roman als gevolg. Toch beschikt Pollock onmiskenbaar over het talent om behoorlijk gelaagde karakters te creëren en z’n verhaal van een stuwend ritme te voorzien. Minder zijpaden bewandelen en een gedegen focus op de plot behouden zouden hem alvast op weg helpen.

Jürgen Peeters

Tom Pollock – Wit Konijn, Rode Wolf. Gottmer, Haarlem. 352 blz. € 18,99.