Zeg eens nee tegen een boek

‘Zo vermoord je een lezer,’ zei Auke Hulst toen hij vertelde dat een leraar uit Zutphen Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans aangeraden had aan een vijftienjarige. ‘Dan heb je er echt niets van begrepen.’ Volgens Hulst moesten leerlingen boeken krijgen die passen bij wat ze willen en bij wat hen bezighoudt. Dat is ook zo’n beetje het eeuwige uitgangspunt bij de promotieacties van de CPNB en je zag het nog eens mooi geïllustreerd bij het filmpje bij de aftrap van de Boekenweek voor jongeren. Nee, lezen is helemaal niet saai, het kan ook over seks gaan! Dat interesseert jullie toch!

Theo Witte heeft in zijn proefschrift Het oog van de meester vier typen leerlingen onderscheiden: de ideale leerling, de slimme luilak, de moeilijke leerling en de zwoeger. Als je je leerlingen een beetje kent dan kun je ze inschatten en op grond daarvan je didactiek en boekentips afstemmen.

Ik heb de overstap van strips naar literatuur gemaakt dankzij Maarten ’t Hart. Een vader van een schoolvriend leende mij eens De aansprekers uit. Het boek gaat over de moeilijke verhouding tussen een vader en een zoon en over de dood. Niet direct een boek dat aansloot bij mijn interessesfeer, want ik had geen conflict met mijn vader en was ook niet bezig met de dood. Toch vond ik het een fascinerend boek, waarschijnlijk omdat ik voor het eerst met echte problemen en volwassen ideeën werd geconfronteerd. Door de literatuur werd ik serieus genomen. Op grond van De aansprekers ben ik daarna Karakter gaan lezen van F. Bordewijk.

Er is een type leerling dat vooral herkenning zoekt in boeken, maar een groot deel van de leerlingen wil dat niet. Dat deel zou de CPNB eens meer moeten aanspreken. Ik geloof dat het de pedagoge Lea Dasberg was die, hoewel ze zelf gehandicapt was, een hekel had aan boeken over ziekte en beperkingen, maar liever boeken las die haar wereld zouden vergroten.

Die typologieën van Witte moet je niet star doorvoeren als leraar, want soms wil je als lezer iets ontdekken en soms wil je gewoon vermaakt worden, maar je kunt de types wel als uitgangspunt nemen. Ik denk dat ik als leerling zonder dat zelf te weten tot de groep ideale leerlingen behoorde. Misschien is het daarom ook dat meneer Smabers mij een boek van Harry Mulisch aanraadde: Het zwarte licht. ‘Probeer dat eens,’ zei hij. Ik probeerde het en snapte er helemaal niets van en ben vanaf dat moment altijd meer een liefhebber van Willem Frederik Hermans gebleven. Toen ik het boekje na een week teruggaf, merkte ik een lichte teleurstelling bij meneer Smabers. Misschien omdat ik niet voldeed aan zijn verwachtingen, maar misschien ook omdat zijn inschattingsvermogen feilbaar was. Er ontstond geen trauma, want ik begon gewoon aan een ander boek.

Wellicht had die leerling die Oorlog en terpentijn van Hertmans aangeraden kreeg wel een leraar die hem iets te hoog inschatte. Wellicht was het een docent die zijn leerling juist erg goed kende. Hopelijk heeft die docent zijn leerlingen ook voorgehouden dat je boeken kunt dichtslaan, kunt wegleggen, kunt terugbrengen naar de bibliotheek. Boeken blijven wel. Op een bepaald moment in je leven kunnen ze wel waarde krijgen. Zeg eens nee tegen een boek. Als je weet waarom een boek je niet aanstaat dan heb je ook iets geleerd.

Ik vind Het zwarte licht van Harry Mulisch overigens nog steeds een rotboek.

Coen Peppelenbos