Het grappigste fragment uit de Nederlandse literatuur

‘Wij gaan zo dadelijk een alfabet doen voor Annie,’ zei een mevrouw die langs de tafeltjes liep om de overige gasten bij het lopend buffet te waarschuwen. Wij behoorden tot een ander gezelschap en kenden Annie niet en het kostte erg veel moeite om niet mee te doen met de feestvreugde voor Annie die tachtig jaar was geworden. Het was een bijzonder ABC, want de op rijm gezette lofzang werd drie keer onderbroken door een refrein op de wijs van Money, money, money van ABBA. ‘Annie, Annie, Annie.’

Het deed me denken aan die geweldige scène uit Reddend zwemmen van Rob van Essen, een boek dat alleen al vanwege de hoofdstukken waarin de hoofdpersoon in de Moeder Aller Polonaises verzeild raakt een klassieker zou moeten zijn in onze literatuur. Het boek noch de schrijver haalde de Volkskrantzomerserie ‘De grappigste fragmenten uit de Nederlandse literatuur’ waar het oubolligheidsproza van Godfried Bomans de lijst aanvoerde: ‘Brandmeester Koperbuik keek over zijn sigaar heen in het onbestemde.’

De hoofdpersoon uit Reddend zwemmen komt op een bruiloft terecht waar hij geen bekenden om zich heen ziet. Van Essen beschrijft zo’n bruiloft die ik zou uit ervaring kunnen kennen. Zo’n bruiloft waarbij mensen stukjes doen. De ik-figuur snapt niet veel van de Bomansiaanse humor in het stukje dat hij bekijkt:

Eerst dacht ik dat ze steeds weer refereerden aan het feit dat de bruid of bruidegom uit een slagersfamilie kwam, maar het werd me langzaam duidelijk: de bruidegom heette Grootendorst, en de twee heren waren allerlei scènes uit zijn leven aan het naspelen, sollicitaties, dienstkeuringen, vergaderingen, wat dan ook, en de clou bestond er telkens weer uit dat de ene man vroeg: ‘Grote worst?’ waarna de ander wanhopig riep: ‘Nee, Grootendorst!’

Dit is slechts de opmaat voor wat erop volgt, want de zus van de bruid heeft een alfabet voorbereid.

‘A is Appelscha, waar je werd geboren, omdat je ouders het als woonplaats hadden uitverkoren.’
Ze kreeg een bemoedigend applaus. ‘Goed begin!’ riep iemand. Als alfabetten in soorten en maten kwamen was dit blijkbaar het Topografische Alfabet. B is Beetsterzwaag waar je niet bent geboren, omdat je ouders het niet als woonplaats hadden uitverkoren. C is Christenstrijderadeel, waar je ook niet werd geboren, omdat je ouders Appelscha hadden uitverkoren.

Gelukkig is het geen topografisch alfabet en Van Essen neemt ons bladzijdenlang mee in het zich eindeloos voortslepende alfabet.

‘X zijn de x-benen van onze Diederik, als je d’r wat van zegt vraagt hij: wie, ik?’
‘Wie, ik?’ hoorde ik de bruidegom roepen.

Nadat het alfabet ten einde is, grist een meisje de microfoon uit de handen van spreekstalmeester:

‘A!’ riep ze, ‘B, C, D, E, F, G, H, I, J, K, o nee, I, J, N, O, P, Q, R, S, T, U, V, W, X, Y, Z!’
De spreekstalmeester probeerde de microfoon terug te krijgen, maar het meisje deed een stap opzij en riep: ‘Dat was het hele alfabet, behalve de KLM, want die is weggevlogen!’

En zo heeft het meisje er nog wel een paar.

Na het meisje komt de broer van de bruidegom op het podium:

‘Eeeh,’ zei de broer van de bruidegom, ‘wij hadden eigenlijk ook een alfabet gemaakt.’
Dit heb ik verkeerd verstaan, zei ik tegen mezelf.

Maar nee, ook de broer barst los:

‘A is van Appelscha, daar werd Loes geboren.’
Gelaten knikkend nam hij het applaus en het boegeroep in ontvangst.
‘Daar lag ze met haar benen wijd in het koren!’ riep iemand achter in de zaal.
Als dat de stem van Edward niet was. De bruidegom sprong vloekend op en begon met halfdichtgeknepen ogen de zaal af te speuren. Edward had zijn uitroep waarschijnlijk alleen bedoeld voor zijn directe omgeving, maar helaas voor hem was op het moment dat hij het riep iedereen net weer stil geworden om te horen hoe de broer van de bruidegom het er verder af zou brengen met zijn alfabet.

Ook heel herkenbaar. Zo schreeuwde mijn schoonzus een keer tijdens een kreupel in elkaar gestoken bruiloftslied, in een stilte tussen twee lawaaiige coupletten: ‘RAMMELRIJM!’

Om escalatie te voorkomen op de bruiloft wordt door de spreekstalmeester overgeschakeld naar muziek.

‘Jáá mensen!’ riep hij, ‘de tafels opzij, er mag gedanst worden, er gaat niets boven leuke liedjes!’

De muzikanten, door de hoofdpersoon voor surfers aangezien, weten wat het publiek wil.

Na de Bostella zetten de surfers de Lambada in, zodat de spreekstalmeester even naar de bar kon wippen om gauw een paar glazen bier achterover te slaan, waarna hij weer op het podium sprong om De Vogeltjesdans aan te kondigen.

En langzamerhand nader je de climax van de avond: de polonaise.

Ik kon geen kant uit. Ik had nooit geweten dat polonaises zo’n hechte samenhang vertoonden. Je kon elk moment naar binnen, maar je kwam er nooit meer uit.

En ook die polonaise wordt eindeloos gerekt, culminerend in de André van Duin-medley.

‘Jaja, een páárd in de gang!’ zong de vrouw achter me, ‘bij buurvrouw Jáánsen!’

En de hoofdpersoon krijgt het zwaar te verduren:

‘Ik ben Flip…’
‘Fluitketelshow, Fluitketelshow!’ riep iedereen om me heen.

En dan moeten de Grote Bloemkolen nog komen.

Veertig bladzijden bruiloftsfeest. Met lekkere ironie, want dat mocht in 1996 nog, die de vrolijke treurigheid van de bijeenkomst benadrukt. Dit zijn de grappigste bladzijden uit de Nederlandse literatuur.

Coen Peppelenbos