Anders dan Jeroen Brouwers, die het proza van Dirk Ayelt Kooiman met een fileermes te lijf ging, gebruikte Gerrit Komrij het wapen van de ironie om het romandebuut van de op 2 oktober overleden schrijver, Een romance uit 1973, met de grond gelijk te maken.

‘Over het beste boek van de eeuw’, eerder verschenen in Vrij Nederland, werd in 1974 opgenomen in Daar is het gat van de deur (en in 2002 herdrukt in Inkt) en in het woord vooraf aldus ingeleid: ‘[…] een “bespreking” van een boek van Dirk Ayelt Kooiman, geheel bestaande uit aan boekhandel-folders ontleende uitgeverskreten, een “bespreking” die zowel goed als slecht was, in één en dezelfde tekst.’ (Cursivering Gerrit Komrij.)

De pastiche telt bijna vijf bladzijden. ‘Bij zijn debuut, een verhalenbundel onder de titel Manipulaties, zagen we al reikhalzend uit naar zijn volgende werk. Nu is het er, en het is meteen het beste boek dat hij tot dusver heeft geschreven.’

Komrij roemde Kooimans ‘meesterlijke woordbeheersing’ en zijn vermogen om ‘karakters tot leven […] te roepen’, hij sprak van ‘een strikt eigentijdse roman’, ‘een overrompelend mozaïek van schetsen’ en ‘relativerende humor’. Je hoeft Komrijs vileine reputatie niet te kennen om te proeven dat hier een loopje wordt genomen met het genre van de literaire kritiek — ten koste van Dirk Ayelt Kooiman, die zich bij de slotalinea toch wel achter de oren gekrabd zal hebben:

Een romance van Dirk Ayelt Kooiman kan men met recht een modern document humain noemen, een knap boekje met unieke belevenissen, een geschenkboek ook van allure, een roman die velen zal verbijsteren, en wij kunnen dan ook niet anders besluiten dan met te zeggen dat wij wederom reikhalzend uitzien naar een nieuw werk van deze briljante auteur.

Eerder merkte Komrij op dat er bladzijden lang niets gebeurt:

deze bladzijden trekken het meest de aandacht, zijn volstrekt overtuigend en maken de aanschaf van Een romance ten volle waard. […] Om de spanning op te voeren door niets te laten gebeuren, door alleen met vermoedens, gedachten en interpretaties te werken, daarvoor is een groot vermogen tot constructie en compositie vereist […]

schmierde Komrij. In Papieren tijgers (1978) kwam hij in het stuk ‘Kooiman is mijn beste vriend’ op de ‘bespreking’ terug:

De auteur werd als het ware doodgeknepen onder mijn liefde, en de boekhandelaren haastten zich dus met hun bestellingen, zodat er al snel een tweede druk noodzakelijk bleek. Dankbaarheid, dacht ik, is mijn zekere deel.

Maar ‘Kooiman rook nattigheid’ en ‘de Kooiman-lobby [trad] in werking’. Komrij beschrijft hoe hij ‘op de dag dat ik Een romance bejubelde, met sleetse termen en loftuitingen uit de ramsj’ midden in de nacht werd opgebeld met de vraag ‘hoe ik het nou bedoeld had’. Die vraag zou hem nog wekenlang, maandenlang, waar hij zich maar vertoonde, worden gesteld, maar nooit door Kooiman zelf die alleen maar glimlachte als hij Komrij ontmoette.

Ach ja, de jaren zeventig…