Eerst zien, dan geloven

De ik-figuur in de roman Het Vloekhout van de Vlaamse schrijver Johan de Boose is mens noch dier, maar, inderdaad, een stuk hout. Dit bijzondere artefact leidt (en lijdt) een lang leven, dat ooit begon als boom in een woestijn, ergens in Palestina. In die hoedanigheid gaf hij de mensen schaduw, hoorde hij hun geheimen aan of was hij getuige van het kwaad. De roman begint dan ook met een vervloekte handeling:

Zolang de verkrachting duurt, kijk ik naar haar ogen. Ze hebben haar de berg opgejaagd, de berg waarop ik mijn leven lang al sta in het hart van de woestijn. Ze stropen de panden van hun uniformtuniek op en storten zich op haar, de een na de ander. Hun helmen zakken scheef.

De vrouw die hier door Romeinse soldaten wordt misbruikt heet Maryam en de zoon die ze zal baren zal Jesjoea heten. Hij is een beetje apart: gevoelig als hij is, meent hij de wereld op zijn schouders te moeten torsen, iets waar hij zich onder de schaduw van de boom zeer bewust van is. Maar de boom ziet het allemaal met lede ogen aan, omdat hij weet dat deze mooie jongen nog niet eens geschikt is als toneelspeler of timmerman.

Wat er daarna gebeurt laat zich raden: de boom wordt later omgehakt om te worden gebruikt voor de terechtstelling van Jesjoea, die door de Romeinen als opstandeling wordt gebrandmerkt. Na deze gebeurtenis zal het kruis worden verzaagd en vele omzwervingen maken door de Europese geschiedenis, waarbij een ieder die een gedaante van het hout aanschouwt een merkwaardige siddering ondergaat, ‘[…] alsof hij in de ban is van een verboden begeerte’. Zo wordt het meer dan twaalfhonderd jaar later door een monnik uit Moskovië genaamd Godsboterhammetje (Bogomil, oftewel ‘Gods Lieveling’) getransformeerd tot een zeldzaam mooi Maria-icoon, dat met haar mysterieuze gesloten ogen harten steelt, zondaren tot inkeer doet komen, rovers mobiliseert en kunstbroeders inspireert. Het is de schilder Malevitsj die vele eeuwen later tegenover het inmiddels gehavende stuk hout zijn befaamde Zwarte Vierkant schildert. Het vloekhout hierover: ‘Ik weerspiegel zijn natuurlijke oorsprong. Hij weerspiegelt mijn bestemming’. Na tweeduizend jaar zal die bestemming een buitenaardse blijken te zijn, waarmee niet gezegd is dat het hout als moederfiguur is opgelost – zeker niet in onze huidige gespannen en alarmerende tijd.

Slavist, schrijver en dichter Johan de Boose schreef eerder (o.a.) de roman Bloedgetuigen (2011), waarin de oorlogszuchtige ideologieën communisme, stalinisme en nazisme de confrontatie met elkaar aangaan. Werden in deze roman drie personages opgevoerd die de gewelddadige 20e eeuw representeren, Het vloekhout observeert de geschiedenis van de mensheid. Het is een originele roman met een fraaie compositie, geschreven in bedrieglijk eenvoudige taal. De Boose weet het zogeheten mysterie uit te kleden in een reeks pijnlijke en ontroerende kantelmomenten. Als bijvoorbeeld Jakov Stalin tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Duits concentratiekamp belandt, krijgt hij een laatste gelegenheid zijn vader een boodschap te schrijven op de achterkant van het hout, waarna het icoon dus tegenover een zelfverklaard Vader komt te staan.

Maar ook grappige momenten, zoals de periode dat het vloekhout als icoon ligt opgeslagen in de kelders van het middeleeuwse Kremlin, het paleis van de grootvorst, waar hij de voorhuid van de Heiland ontmoet. De ironische en peinzende toets maakt het ongekende leed die al deze geschiedenissen vertellen enigszins dragelijk, want Gods ondoorgrondelijke wegen stemmen meestal niet tot vrolijkheid.

Jaap Krol

Johan de Boose – Het Vloekhout. De Bezige Bij, Amsterdam. 212 blz. € 21,99.