Het zal maar voor even zijn

 De nieuwe poëziebundel van Rodaan Al Galidi heet Neem de titel serieus. Het is een titel die in taal het droste-effect teweegbrengt. Je neemt de titel serieus die zegt dat je de titel serieus moet nemen en dat doe je tot in de oneindigheid zonder dat je erachter komt wat je precies serieus dient te nemen. Op het eerste gezicht lijkt het een flauwigheid, maar na lezing van deze bundel wordt duidelijk dat Al Galidi hier een spel speelt waarin juist dat onzichtbare verdwijnpunt een hoofdrol heeft gekregen.

Dat punt is in de meeste gevallen de ik-figuur in deze bundel. Hij is de oorzaak van de denklijnen waarmee zijn omstanders van het toneel verdwijnen. Er mankeert iets aan hem waardoor zijn wereld één groot schouwspel is van omvallende decorstukken en sneuvelende personages. Direct na zijn geboorte al blijkt hij de aanleiding te zijn voor zijn vader om weg te gaan, zoals duidelijk wordt in de eerste strofe van ‘Wind’:

Mijn vader wist niet dat hij psychisch ziek was,
tot ik geboren werd
en hij in mij zijn ziektes zag.
Mijn vader ging ervandoor.
Hij kon niet zijn psychische ziektes in hem
en in mij
dragen.

In meerder gedichten voert Al Galidi een verschijnsel op dat de afgelopen decennia voortvarend is doorgedrongen tot in de kern van de medische wetenschap: het beschrijven van bijzondere menselijke eigenschappen als aandoeningen in plaats van als eigenaardigheden. Wie cijfers met kleuren associeert ‘lijdt’ dezer dagen mogelijkerwijs aan synesthesie, Japanners die terugkeren van hun volledig uitputtende vakantie in Europa kunnen gediagnosticeerd worden met het Parijssyndroom en wie zich in een groep regelmatig niet op zijn gemak voelt als alle aandacht uitgaat naar anderen, kan een behandeling ondergaan voor een zogeheten histrionische persoonlijkheidsstoornis.

Bij Al Galidi gaat het om andere stoornissen. Hij noemt ze consequent ‘psychische ziektes’. In de tweede, derde en vierde strofe van ‘Harten en harten’ omschrijft hij ze als volgt:

Sommige van mijn psychische ziektes
zijn met mij geboren,
een deel van mij.

Andere heb ik gekregen toen ik kind was,
en niet de nodige ervaring had om mezelf te beschermen.

Een aantal nam ik aan om bij anderen te horen,
die dezelfde psychische ziektes hadden.

In de wereld die Al Galidi oproept worden menselijke relaties telkens in het licht bezien van die psychische ziektes. Ze kleuren de jeugdherinneringen, maken liefde mogelijk en vervolgens onmogelijk en veroorzaken xenofobie bij anderen, zoals blijkt uit de eerste regels van ‘Ode aan het rijbewijs’:

In de trein schrok een vrouw
toen ik naast haar ging zitten.
Ze gaf mij een nieuwe psychische ziekte:
mijn kleur.

En in het aforistische gedicht ‘Altijd’ legt de dichter uit hoe psychische ziektes van invloed zijn in tijden van oorlog en vrede:

In de oorlog
gebruikt de mens zijn psychische ziektes.
In vrede
gebruiken zijn psychische ziektes hem.

Neem de titel serieus is opgedragen aan Begoña. Dat is op het eerste gezicht eveneens een serieuze zaak. Haar naam komt in meerdere gedichten voor. Net als de meeste omstanders in de bundel is haar een tragisch lot beschoren. De dichter beschrijft eerst de kennismaking: ‘Toen zag ik haar, Begoña. / Licht. Mijn licht.’ Volgens het gedicht richt de ik-figuur zijn aandacht daarna volledig op zijn grote liefde. Enkele bladzijden verderop schetst hij in ‘Die verre zomer’ een sprookjesachtige jeugd waarin de ik-figuur vijftien is en Begoña veertien: ‘Jouw vader was toreador, / de mijne visser.’ We leren Begoña een beetje kennen. Haar naam en het beroep van haar vader doen vermoeden dat ze uit Spanje komt. Enkele gedichten later ontvouwt de ik-figuur voor Begoña hoe hij is behandeld in de oorlog: ‘De soldaten waar ik het niet over wil hebben, / dat klotekantoor, Begoña, / ze hadden me afgebroken.’ En dan komt er ineens een gedicht dat ‘Begoña’ als titel heeft, en dat begint met de regels:

Begoña, die in een ander gedicht veertien was,
bestaat niet.
De verre zomer wel.
April, de sterren, de haai, de stier…

Om een reden te geven aan de droefheid
die mij soms overvalt
verzon ik haar.

Wie denkt dat Begoña daarna van het toneel is verdwenen, omdat ze toch niet bestaat, vergist zich, want de dichter laat haar nog tweemaal terugkeren. Eenmaal in een gedicht waarin de ik-figuur een gesprek voert met ‘een Amerikaanse president’: ‘Zie je dit? De as van Begoña.’ /’Waar ben ik?’ vraagt hij. / ‘In dit gedicht,’ zeg ik.’ En een tweede maal in het laatste gedicht van de bundel ‘Het spijt me’, dat afsluit met een spijtbetuiging aan Begoña:

Begoña, er is niet genoeg
magie voor jou
op deze planeet.
Het spijt me dat ik, zelfs
met al de liefde die ik voor je voel, je niet
kan laten bestaan.

In deze deemoedige finale keert de dichter terug naar de tonica die de thematiek van deze bundel in haar greep houdt. Omringd door psychisch zieken en zelf ook psychisch ongeneselijk ziek, moet hij leren omgaan met een onoverwinnelijke eenzaamheid die de klankkleur van het leven bepaalt. De ziekte slaat toe op de allerhoogste niveaus waar besloten wordt om steden al dan niet te bombarderen en bij de allerdierbaarsten die binnen een paar minuten kunnen veranderen in volslagen vreemden. De dichter doet een poging om aan deze onbestaanbare situatie te ontsnappen door zijn verbeeldingskracht te gebruiken. Als het hem bijna lukt om zijn fantasie te laten ademen, wordt hij teruggewezen door zijn zintuigen, die handlangers van de werkelijkheid, die elke vorm van fictie veroordelen tot een niet serieus te nemen vorm van niet-bestaan.

Naast het verhaal van Begoña worden er meer verhalen verteld in Neem de titel serieus. Ze lopen allemaal slecht af, al dan niet als gevolg van psychische ziektes. Uiteindelijk reduceert de dichter zijn eigen ambacht tot een psychische ziekte. Het is een ziekte die in de wereld van de aandoeningen mythomanie genoemd zou worden, maar die er bij Al Galidi voor zorgt dat er een nieuwe, vruchtbare verhouding ontstaat tussen de ik-figuur en zijn ongestadige omgeving.

Het intrigerende van deze bundel is dat je de dichter steeds op z’n woord wilt geloven, terwijl hij je er telkens opnieuw voor waarschuwt dat het alles niets dan begoocheling is. Daarmee geeft de dichter een prachtig antwoord aan hen die doorgaans geneigd zijn om elkaar toe te roepen ‘Doe eens normaal.’ In plaats van het presidentiële ‘Doe lekker zelf normaal,’ is de dichterlijke repliek van Rodaan Al Galidi: ‘Het zal maar voor even zijn, / zoals het geschreven is’. Een weerwoord om wel serieus te nemen. Net als de titel van de bundel.

Ronald Ohlsen

Rodaan Al Galidi – Neem de titel serieus. Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam. 68 blz. € 19,95.