Boeken zijn altijd mijn redding geweest

Deborah Feldman (1986) groeide op in een ultraorthodoxe Joodse gemeenschap in Brooklyn New York. Haar heldere geest bleek echter niet in te dammen, paste niet bij de strikte leefregels voor de chassidische jonge vrouw. Op haar achttiende werd er door haar opa een man voor haar gezocht. Haar vader was niet helemaal toerekeningsvatbaar, haar moeder, een Engelse van geboorte, was de gemeenschap ontvlucht. Trouwen na twee vluchtige ontmoetingen. Even leek het gearrangeerde huwelijk voor een stuk bevrijding te zorgen, maar ook op enige afstand van haar familie, opgenomen in een andere geloofsgemeenschap was de sociale controle beklemmend, was het leven eigenlijk nog meer ingekaderd. Na een aanloopperiode van jaren vertrok Deborah en publiceerde daarover begin 2012 het uiterst intieme en intrigerende boek Onorthodox. Een zeer gedetailleerde inkijk in het sektarische karakter van een dergelijke besloten gemeenschap. De Israëlische wereldschrijver David Grossman heeft het ooit mooi verwoord: ‘Een schrijver heeft alleen verantwoordelijk af te leggen aan de tekst, aan de personages. Wat de gevolgen in zijn directe omgeving ook zijn.’ In het geval van Feldman waren de consequenties echter wel heel heftig.

Feldman: ‘Het opschrijven van mijn ervaringen was enerzijds bevrijdend. Ik had het nodig om mij daadwerkelijk te kunnen verlossen van de ketenen. Om te analyseren wat er eigenlijk écht met mij gebeurd is. Tegelijkertijd was het een stap met grote gevolgen. Je wordt een melaatse voor je bloedverwanten en voor de ultraorthodoxen. Niet alleen in de Verenigde Staten maar in de hele wereld. Ik werd verketterd, de grootste levende antisemiet genoemd. Ik had zogezegd alle Joden voor schut gezet, zou de aanleiding zijn voor de volgende Holocaust. Er ontstonden fora en websites waarop ik in diskrediet werd gebracht. Ik had het allemaal maar verzonnen. Waarschijnlijk hebben weinigen van deze schreeuwers het boek daadwerkelijk gelezen. Puur het feit dat een vrouw zich überhaupt uitsprak, was al voldoende om schuimbekkende tirades te houden. Er is ongelooflijk veel over me heen gekomen. Kort na de breuk raakte ik volledig geïsoleerd. Na wat omzwervingen kwam ik uiteindelijk toch weer in New York te wonen, aan de andere kant, de letterlijke en figuurlijke overzijde van waar ik ben opgegroeid in Williamsburg, Brooklyn. De skyline waar ik als kind smachtend naar heb gekeken. Omdat ik na verschijning van Onorthodox veelvuldig op tv en in de kranten was, werd ik op straat direct herkend, vaak bespuugd, uitgescholden en bedreigd. De uitgever had er maar achthonderd gedrukt. Ze dachten dat het alleen bestemd was voor een nichemarkt. Het boek was drie weken niet leverbaar, daarna kwam er een run op. Door alle commotie ben ik verhuisd naar het platteland.’

‘Maar dat alles heeft me uiteindelijk slechts gesterkt. Ik raakte daardoor ook de schaamte kwijt. En het heeft me ook schrijfkracht gegeven. In beginsel kun je natuurlijk ook alleen maar schrijven over de wereld die je echt kent. Later word je horizon verbreed. De ultraorthodoxe opvoeding heeft een kleingeestig karakter. Meisjes en jonge vrouwen worden bewust onwetend gehouden, over werkelijk elk aspect van het leven, tot aan het lichamelijke aan toe. De namen en fysieke kenmerken van de beschreven personen zijn in het boek veranderd. Alles is echt gebeurd, maar om een goed beeld te kunnen schetsen zijn gebeurtenissen ingekort, samengevoegd, geordend. Is dat niet wat een schrijver altijd doet? Aspecten van verschillende personen en gebeurtenissen gebruiken om een waarachtig verhaal te kunnen vertellen. In de dialogen heb ik geprobeerd de gesprekken die ooit zijn gevoerd zo natuurgetrouw als mogelijk weer te geven. De intentie van het geheel moet waarachtig zijn.’

‘Er is een vreemd soort contradictie in het boek geslopen. De Amerikaanse uitgever wilde beslist foto’s van mij, van mijn familie in het boek hebben. Aan de ene kant zijn dus de personen geanonimiseerd, aan de ander kant zijn ze duidelijk herkenbaar. Al was de identiteit van de beschreven personen bij velen in de verschillende Joodse gemeenschappen natuurlijk bekend. Voor eventuele schadeclaims was de uitgever niet bang. Het is een enorm bedrijf met eigen juridische afdelingen. De Duitse uitgever heeft besloten om geen foto’s te plaatsen. Zij vinden terecht dat literatuur geen beeldmateriaal nodig heeft, dat de tekst voor zichzelf moet spreken. In Amerika stond er een model op het omslag. Een puur commerciële keuze. Men gelooft daar nu eenmaal dat een verhaal “verkocht” moet worden. De Duitse uitgever heeft als eerste de voorkant van het omslag zo goed als blanco gehouden met alleen de auteursnaam en de titel. De titel in twee kleuren, Onorthodox. Dat geeft naar mijn idee mooi de levensloop aan, de transitie.’ [In Nederland is het Duitse omslag gevolgd, maar zijn wel de foto’s opgenomen. GB]

‘Het boek is heel intiem. Ik ben een direct en open iemand geworden. Misschien was ik dat eigenlijk altijd wel. Een karaktereigenschap die natuurlijk al helemaal niet strookte met de regels van de Satmargemeenschap. Het is denk ik een reactie op de manier waarop ik ben opgegroeid. Op bijna alles rustte een taboe. Je mocht niet zeggen wat je echt dacht of voelde. In mijn expressie vier en bevestig ik nu mijn vrijheid. Ik heb in het boek het concept van privacy geëlimineerd, omdat in mijn jeugd zoiets niet bestond. Onorthodox is een reflectie op wat het betekent om helemaal geen privacy te hebben. En ik had de diepe wens om een wereld over te brengen die mensen vreemd is, die zelfs iets mysterieus, iets fabelachtigs heeft. Om dat geloofwaardig neer te zetten, moest ik naar mijn idee tot in de kleinste details gaan. De wereld als het ware familiair maken voor de lezer. Daarom heb ik het ook in de eerste persoon enkelvoud geschreven. In de tegenwoordige tijd. De lezer maakt mijn reis daardoor als het ware live mee.’

‘Ik moest daarom ook vertellen over mijn lichamelijke details. Het feit dat ik niet eens wist dat ik een vagina had. Dat ik me rot schrok toen ik voor de eerste keer menstrueerde. Ik dacht werkelijk dat ik dood zou gaan, als straf, vanwege mijn verstopte boeken of de door mij uit de koelkast gestolen plakjes cake. Onder de gordel besta je tot op zekere hoogte niet. De mannen dragen een “Gurtel”, een zwarte band om hen juist daaraan te herinneren. Hoofd, hart en ziel, daar gaat het echt om, de rest is niets anders dan voortplanting. Een gearrangeerd huwelijk is geen nieuw concept. Het heeft in de christelijke Europese cultuur ook lang bestaan. Op een gegeven moment is daar afstand van genomen, ook door de Joden, maar de chassidische gemeenschappen hebben het gehandhaafd. De beschrijving van het moeizame jaar dat mijn man en ik hadden om überhaupt seks te hebben, was noodzakelijk. Je komt daardoor tot de kern van het boek. Het onderstreept nogmaals het gebrek aan privacy. De lezer voelt daardoor mijn pijn als het ware aan den lijve. Er wordt gedacht dat in de loop van een gearrangeerd huwelijk de liefde wel kan komen. Maar dat is een romantische gedachte, ver van de realiteit. Dit is geen recept voor liefde.’

‘Ik kan me voorstellen dat sommige denkbeelden van de ultraorthodoxen schokkend zijn. Op school werd ons geleerd dat Hitler was gezonden door God om de Joden in het algemeen te straffen voor hun “verlichte ideeën”. Daarmee de niet- c.q. niet strenggelovige Joden bedoelend. In het licht van de traditie valt die visie in de context van de orthodoxen te begrijpen. Het bijzondere pact met God dat de Joden zouden hebben na verdreven te zijn uit de tempel, nadat ze vervreemd werden van hun geloof, van hun identiteit. Onderdeel van dat pact waren de drie eedafleggingen: “Neem in ballingschap geen land voor jezelf terug, conformeer je aan de plaatselijke autoriteiten en meng je nooit met buitenlandse naties”. Het is begrijpelijk dat het voor de buitenstaander verwarrend is wanneer er tijdens een protestmars tegen Israël ineens orthodoxe Joden meelopen, compleet met slaaplokken en nertshoeden. Een gotspe voor de leek, zou je kunnen zeggen.’

‘In de ogen van de Ultraorthodoxen hebben de politieke assimilatie van de Joden en het zionisme ervoor gezorgd dat de kans op de derde, eeuwige tempel verspeeld is. De Holocaust wordt door hen gezien als een waarschuwing aan de Joden dat hun verlossing op de tocht staat. De ultraorthodoxen leven dit specifiek strenggelovige leven vanuit hun optiek ter compensatie van de zonden van andere meer wereldse Joden. In het licht van dat concept kun je geen individualiteit veroorloven. Alles is onderdeel van een patroon van God. De Farao’s, de pogroms, de nazi’s. De Holocaust is in dat kader geen unieke breuk in de geschiedenis, zoals het in het westen wordt gezien, maar volgens de orthodoxen slechts een van de waarschuwingen in het grote ondoorgrondelijke systeem van God.’

‘Ik heb afstand kunnen nemen van deze visies. De verhalen zijn mij van jongs af dagelijks verteld, me ingepeperd. Ze worden al duizenden jaren overgeleverd en de ultraorthodoxen zijn genoeg getraumatiseerd om erin te kunnen geloven. Maar met iedere generatie is er minder trauma. Ik heb geen idee of deze gemeenschappen op den duur zullen overleven. Ik zie het zelf nu als een onderdeel van de verhalende cultuur. Ik ben nog steeds Joods, als een culturele achtergrond, maar in het jodendom vind ik geen spirituele verrijking meer. Ideologisch is het voor mij niet meer interessant, hoogstens nog op een literaire manier. Het verklaart ook de voortgaande interesse in de Bijbel. Een boek vol literaire waarden. We leven van verhalen.’

‘Ik ben buiten de gemeenschap eigenlijk dankzij mijn zoon opgegroeid, met hem mee ontwikkeld. Ik ging op mijn tweeëntwintigste weg, nam hem na veel strubbelingen met me mee. Drie jaar later wist ik mede door de vele publiciteit een religieuze en burgerlijke scheiding te bewerkstelligen én het gezag over mijn zoon te behouden. Een unicum. Op mijn vijfentwintigste was ik eindelijk echt vrij. We verhuisden naar Berlijn, naar mijn idee een stad waar je opnieuw kan beginnen. De relatie met mijn moeder was heel lastig om te navigeren. Zij was in een andere tijd “uitgetreden”. Er kon geen sprake van zijn dat ze mij mee had kunnen nemen. Ook omdat ze buitenlandse was. Ze dreigden haar anders te laten deporteren. Zij heeft buiten overleefd door de het verleden volledig te wissen. Toen ik weer opdook, was ik een pijnlijke herinnering aan haar verleden. Ik was natuurlijk benieuwd naar haar visie op die tijd, maar zij wilde er – eigenlijk net als veel overlevenden van de concentratiekampen – beslist niet over praten. Om een goede relatie te krijgen, moesten we naar mijn mening toch echt het verleden verwerken. Mijn eerste strategie was om haar tijd te gunnen, om vertrouwen te winnen. Maar dat werkte niet. Ze sloot zich nog meer af, stond erop dat we moeder en dochter speelden, alsof er niets was gebeurd, alsof we geen gemeenschappelijke geschiedenis hadden. Ik heb haar eenmaal heel direct geconfronteerd. Ze werd woedend en we spraken een hele tijd niet. Helaas is onze relatie nu heel oppervlakkig, vrijwel emotieloos. Maar ik kan haar niet beoordelen.’

‘Met mijn andere bloedverwanten heb ik geen contact meer. Ze zonden me doodswensen, lieten me weten dat ik mijzelf maar beter van kant kon maken. De breuk was dus eerder een opluchting dan een last. Sterkte me ook in mijn beslissing om die mensen te verlaten. Ik mis eigenlijk niemand uit de familie. Behalve mijn grootmoeder. De enige die me niet als een minderwaardig behandelde vanwege het vertrek van mijn moeder en mijn “gekke” vader, die werkelijk welwillend was, nooit over iemand kwaadsprak. Maar toen ik wegging was ze al dementerend. Ik verliet haar niet. Ze herkende me niet, had mij eigenlijk al tijden daarvoor verlaten. De werkelijke last is je nieuwe status. Het niet hebben van een familie om op terug te vallen. Ik heb nu een liefhebbende man en veel vrienden die ik als mijn nieuwe gekozen familie beschouw. Mijn zoon voed ik met een schone lei op. Hij mag zijn eigen weg kiezen, zonder angst of verwarring de wereld ontdekken, zijn eigen authenticiteit vinden.’

‘Schuld is macht. Ik voelde me vroeger altijd schuldig, over het stiekem eten, stiekem lezen van Engelse boeken, over het stiekem zingen. Ach, je voelde je schuldig over je bestaan. Dat is ook een overlevingsmechanisme. Veel van de familieleden van opa en oma zijn vermoord in de kampen. Mijn oma overleefde als enige, voelde zich daar schuldig over. De familie gaf die schuld ook door. Hoe overleef je het overleven. Je moest meer dan je best doen. Er waren velen voor jou gestorven. Een tien voor een proefwerk was het minste. Je voelde je verantwoordelijk om de schuld van haar overleving terug te betalen. Zelftuchtiging werd bijna een plicht. Was er niets om te lijden, dan moest je lijden fabriceren. Ik moest een leven lang voorbeeldig vroom zijn. Dat kon ik op een gegeven moment eenvoudigweg niet meer opbrengen. Ik wilde niet meer mijzelf spelen, maar mijzelf zijn. Geen psychologische druk meer. De vader van mijn zoon heeft vier jaar na mij de gemeenschap ook verlaten en leeft nu seculier met een andere vrouw. We hebben nu een goed contact. Hij is trots op de manier waarop ik onze zoon opvoed en heeft toegegeven dat hij zich ook altijd ongemakkelijk voelde in de chassidische gemeenschap. Ik heb mijn huidige relaties beetje bij beetje gevormd. Net zoals ik mijn relatie met de literatuur langzaam heb gevormd. Boeken zijn altijd mijn redding geweest. Ik leefde net als mijn oma in een poëtische wereld. Er werd in onze gemeenschap heel veel geroddeld en kwaadgesproken, door verveling en frustratie. Zij deed daar niet aan mee, was voor mij bijna een mythisch wezen, was heel introvert, heel erg in contact met de natuur, heel sensitief. Ze was een echte lezer, waarschijnlijk in haar hart een schrijfster. Ik denk dat ik haar capabiliteit om net anders tegen de wereld aan te kijken heb geërfd. Het is een enorme rijkdom om te kunnen schrijven, om te verbeelden, om te creëren. Echt een grote luxe.’

Guus Bauer

Deborah Feldman – Onorthodox. Vertaald door Patricia Piolon. De Geus, Amsterdam. 336 blz. € 21,99.