Lezen alsof je leven ervan afhangt

De Amelander walvisvaarder Hidde Dirks Kat (1747-1824) maakte in 1777 als commandeur op de brik de Jufvrouw Klara een fatale expeditie naar Groenland. Met meer dan 25 schepen onderweg, raakte een groot deel in de noordelijke contreien uit zicht, waarna vijf achtergebleven schepen ingesloten raakten en door het kruiende, moordende ijs werden verzwolgen. Slechts 78 mensen konden in sloepen ontkomen, van wie er later nog eens velen door uitputting, kou en ziekte kwamen te overlijden.

Uiteindelijk werden 18 mensen door de Inuit gered. Via een Deense handelspost konden Kat en zijn overgebleven mannen in 1778 de thuisreis aanvaarden. Voorwaar een verschrikkelijke reis – en om zijn ijs, nacht, kou, noorderlicht en niet-aflatende ploeteraars voor de moderne bankzitter natuurlijk een fantastisch avontuur.

Het dagboek is in zijn geheel te lezen in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Om zijn enorme leesbaarheid en geweldige spanning permitteer ik me een lang citaat.

(15 oktober 1777)

‘Geen eenig man van mijn volk was in de Straat Davids geweest en verstond dus een enkel woord van de landtaal. Ik had in mijne jonge jaren drie reizen uit Holland derwaarts gedaan, en eenige woorden van die taal in het geheugen bewaard. Des namiddags ging een mijner Officieren, met name PIETER HENDRIKS, op eene hoogte van het gebergte, om eens uittezien. Van daar ontdekte hij zeewaarts in, in den mond van de rivier, drie voorwerpen in de gedaante van vogelen op het water. Hij riep mij toe, wat men daar van denken moest? Ik liep met haast naar hem toe, en zag terstond (doordien ik in vroegere dagen meer zulke vertooningen gezien had), dat het Wilden of inboorlingen konden zijn. Nu kwam het geheel gezelschap naar ons toe. Wij verhieven tweemaal een luid geschreeuw, dat door gezegde Wilden gehoord werd, die diensvolgens op ons af kwamen. Wij liepen gezamenlijk naar het zeestrand, om hen in onze armen te ontvangen. Ten gevolge van onze overgroote blijdschap, dat wij, buiten ons, weêr menschen zagen, bleven die lieden met hunne kleine schuitjes, die naauwelijks boven het vlak van de zee uitstaken, op eenen afstand van ongeveer 100 roeden van de kust liggen.’

Beeldend kunstenaar B.C. Epker en schrijver Peter du Gardijn publiceerden de tweetalige dichtbundel Poolkoorts/Arctic Fever, waarin zij verslag doen van de belevenissen van Kat. Het gaat niet om de historische waarheid, maar om het gevoel te benaderen van een van zwaarste menselijke beproevingen: volledig ontheemd te zijn in een oneindig wreed en tegelijkertijd schitterend landschap. Behalve die barre omstandigheden is de ontmoeting met ‘de Wilden’ anno 1777 natuurlijk ook bijzonder spectaculair.

Poolkoorts/Arctic Fever bestaat uit vier delen, met in totaal 22 fraaie aquarellen en twintig gedichten. Een belangrijk thema is het wezen van de held. Een ware held is iemand die doorstáát, maar, zoals het voorwoord zegt, ‘eenmaal gefixeerd in het marmer (…) van een standbeeld, wordt hij de belichaming van wat hij juist doorbrak’. Je zou kunnen zeggen dat we een held als Kat het liefst zelf willen creëren (deel 1):

4
Elke reis een punctie in een onbekende ruimte,

een oppervlakte als een doorzichtige ruit.

Volg dit spoor, volg het en fluister in de spiegel
dat ook jij een illusie kunt zijn,

een hallucinatie, zacht als waterverf
of knisperend en helder als het achtuurjournaal.

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie verdraagt er nog
perfectie in dit murw geslagen land?

De perfectie voorbij, dat betekent pijn lijden en afzien. Zo vaar je in Een capsule van strak opgetuigde taal,/ ritmisch op een loflied van onrustige wateren, // alles is drift en beheersing, en deze vloot / heb ik liefgehad. (deel I, 2), zo verga je: Gekraak, de nog dreigender afwezigheid ervan,/ zeegang die bulderend miniaturen van ons maakte. (deel III, 2)

Genoeg prachtige beelden in dit boek: Het blauw om ons heen zuiver als een delirium,/ het wit nu onschuldig als crêpe (deel II, 1); De ene scherf kwaadaardig op de andere. Een gestolde branding die traag haar tanden in ons vastbijt (deel III, 1). Over ‘de Wilden’: Hun taal een volière vol exotische klanken, / zacht als sneeuw, ongrijpbaar als glazuur (deel IV, 3). Deze poëzie vindt ijzig kalm zijn weg tussen de verbeelding van een verre realiteit en het historische dagboek van Kat.

Poolliteratuur (o.a. van Gerrit de Veer, Fridtjof Nansen, Ernest Shackleton en Barry Lopez) is zo fascinerend omdat zij zulke ‘sterke’ beelden oproept. Een mens alleen in de oneindige wildernis betekent dat je in vrijwel onmogelijke omstandigheden zult moeten overleven. Voor heel even ben je geen filmheld, maar een echte.

Je leest dit boek alsof je leven ervan afhangt.

Jaap Krol

B.C. Epker en Peter du Gardijn – Poolkoorts / Arctic Fever. Mauritsheech Publishers, 48 blz. € 19,99.