Voetnoot in de literatuurgeschiedenis

De laatste jaren is de literaire schrijversbiografie enorm in trek: het leven en oeuvre van alle grootheden uit de vaderlandse letteren wordt opgetekend door hongerige biografen en met plezier gelezen door een nieuwsgierig en breed publiek. Gelukkig hoef je geen schrijver van het kaliber Lucebert of Reve te zijn om een waardig portret geschilderd te krijgen. Antiquaar en redacteur Nick ter Wal won in 2017 het Hendrik de Vries-stipendium met het voornemen om een vergeten auteur te eren: Ferdinand Langen. In zijn literaire debuut De schrijfmachine stoft hij zorgvuldig het leven van deze bijzondere literator af.

Wie was die Ferdinand Langen dan, zult u ongetwijfeld denken. Wel, in de jaren vijftig deed hij niet onder voor collega’s als Simon Carmiggelt of Annie M.G. Schmidt. Hij schreef boeken met een zeer uiteenlopend karakter, bijdragen voor kranten en tijdschriften en draafde ook regelmatig op in boekhandels om voor te lezen. Een aantal van zijn romans, die verschenen bij prestigieuze uitgeverijen als De Bezige Bij en De Arbeiderspers, verkocht bijzonder goed. Hij correspondeerde en onderhield vriendschappelijke banden met verschillende Vijftigers en andere auteurs die nog gelezen worden. Langen schreef toegankelijk werk, dat toch een eigenzinnig en verfijnd karakter had.

Het persoonlijke leven van Ferdinand Langen is niet uitzonderlijk, maar toch de moeite waard om op te tekenen. Hij werd geboren in de provincie Groningen en groeide op in de gelijknamige stad, waarna hij naar Amsterdam toog om te schrijven. In die jaren werd zijn vader, die een bijdrage leverde aan het verzet, opgepakt en gedeporteerd, wat hij met de dood moest bekopen. De oorlog loopt begrijpelijk als een vernietigende rode draad door de rest van zijn leven en werk. Na een decennium als actief schrijver kwam hij terecht in de reclamewereld, waar hij eveneens veel successen boekte, onder meer als bedenker van de vermaarde slagzin ‘Glaasje op? Laat u rijden!’, die zelfs nog verbasterd werd tot carnavalshit.

Voor lezing van dit boek kwamen er direct twee vragen bij mij op: waarom is deze auteur nu volledig vergeten, en wat maakt dat Nick ter Wal hem wel kent en het belangrijk acht een biografie over hem te schrijven? Die laatste vraag wordt door de auteur direct aan het begin beantwoord: naar aanleiding van een themanummer van het ter ziele gegane tijdschrift Tzum over de eveneens vergeten auteur A. Marja komt Ter Wal in contact met tijdgenoot Ferdinand Langen. Het is ironisch genoeg de manier waarop Langen de laatste decennia van zijn leven vooral wordt herinnerd: als ooggetuige van beroemdere collega’s in biografieën. Er ontstaat echter een goede band tussen de jonge Nick en schrijver op leeftijd, wat zich uit in een briefwisseling en een handvol bezoekjes; dankbare herinneringen en anekdotes die Ter Wal met liefde en gedetailleerd beschrijft.

Om vijf uur precies verplaatsten we ons langzaam naar het barretje in de keuken. Ferdinand liep niet, hij schuifelde. (…) Vanaf zijn negenentachtigste verplaatste Ferdinand zich door zijn huis alsof hij net leerde schaatsen: voetje voor voetje achter een eetkamerstoel.

Die eerste en interessantere vraag – waarom is Ferdinand Langen in de vergetelheid geraakt – wordt helaas in dit boekje niet of nauwelijks beantwoord. Het lijkt me aannemelijk dat hier ook geen panklare verklaring voor is, maar Ter Wal waagt zich niet aan suggesties of een ongelukkige samenloop der omstandigheden. Wellicht heeft het te maken met de literaire kwaliteit van het oeuvre of de toegankelijkheid voor hedendaagse lezers, maar op basis van de beschrijvingen van Langens werk lijkt dat niet het geval. Het blijft sowieso speuren naar concrete analyses van de vele titels van Langen en waarom deze boeiend of leeswaardig zijn.

Het portret van Ferdinand Langen is opgezet middels thematische hoofdstukjes, die steeds weer een ander aspect uit diens leven belichten. Natuurlijk is er veel aandacht voor het tragische leven van de vader en de vormende oorlogsjaren voor de jonge Ferdinand, welke Ter Wal op een nauwgezette manier reconstrueert en duidt. Daartegenover staan echter minder boeiende stukken over hoe en waarom Langen zijn ‘echte’ naam (Egbert Pannekoek) inruilt voor een beter klinkend pseudoniem, plus een hoofdstuk over enkele ‘sleutelromans’ door niet veel bekendere auteurs (zoals Ab Visser), waarin Ferdinand Langen zijn opwachting maakt als al dan niet fictief, onsympathiek personage. Aan dat laatste weet Ter Wal wel weer een aardige draai te geven door te laten zien dat Ferdinand Langen ook voor veel van zijn verhalen uit de dagelijkse werkelijkheid putte. Daarmee is hij naar mijn idee het beste te karakteriseren als een onbekende Carmiggelt, met wie hij contact onderhield.

Na het publiceren van enkele bestsellers in een speciale reeks van De Arbeiderspers – wat hoognodig was omdat de auteur zoals vele van zijn collega’s in diepe geldnood belandde – kwam Langen min of meer bij toeval als onervaren werknemer in de reclamewereld terecht. Al snel maakte hij daar carrière als copywriter, eerst met credo’s voor landelijke campagnes, later als creative director, wat hem ook voor multinationals in het buitenland doet werken. Die internationale bezigheden leveren enkele komische anekdotes op, en Ter Wal maakt terloops mooi duidelijk dat Langen dit reclamewerk niet als wezenlijk anders beschouwde dan de boeken die hij schreef. Toch is het wel opvallend dat vanaf deze periode het literaire schrijven geheel lijkt te verdwijnen: een ontwikkeling die spijtig genoeg niet verklaard wordt. Langens carrière in de snelle wereld van de commercie kan een logische reden zijn dat diens literaire erfenis ondersneeuwt, maar Ter Wal maakt dat niet expliciet.

De schrijfmachine is een fraai portret van een vergeten auteur, wiens levensloop en literaire werk ook voor de hedendaagse lezer interessant lijken. Ter Wal heeft een aantal aspecten uit het leven van Ferdinand Langen zorgvuldig beschreven en van duiding voorzien. Jammer genoeg blijft het oeuvre op de achtergrond – waarom is er bijvoorbeeld geen bibliografie opgenomen? – wat doet vermoeden dat het niet geheel onterecht is dat Langen niet langer tot de grootheden der Nederlandse letteren wordt gerekend. Dit neemt niet weg dat ook Ferdinand Langen een biografie verdient waarin zijn niet al te opzienbarende levensloop wordt verteld, waarvan akte.

Willem Goedhart

Nick ter Wal – De schrijfmachine. Portret van Ferdinand Langen. Passage, Groningen. 54 blz. € 14,50.