De onvermoede gebruiksmogelijkheden van een strijkplank

Bad boy Jan Cremer behoeft natuurlijk geen introductie meer. De nozem van de Nederlandse letteren trapte in 1964 nog geen klein beetje stennis met het eerste deel van Ik Jan Cremer, dat hij had opgedragen aan het Amerikaanse sekssymbool Jayne Mansfield (1933-1967). De platinablonde ster was blijkbaar erg gecharmeerd door Cremer, nam contact met hem op toen hij in New York woonde en overhaalde de schandaalschrijver om haar als lijfwacht en minnaar te vergezellen op een tournee door Latijns-Amerika. Het relaas daarvan verscheen al in het derde deel van Ik Jan Cremer, uit 2012, maar de hoofdstukken uit dat boek die specifiek over die tournee gaan, werden dus nu opnieuw gepubliceerd in Jayne. Dit is dus géén nieuw materiaal, wat wel iets duidelijker had mogen worden aangegeven dan in de kleine lettertjes van het colofon.

Meteen valt op dat Cremer een schrijver is van een ander tijdperk, toen seks nog als bevrijdend werd beschouwd en het ideaal van de vrije liefde nog volop werd beleden. Wat een verschil met deze tijd, waarin seksualiteit vrijwel uitsluitend op een negatieve manier in het nieuws komt, in de context van grensoverschrijdend gedrag, misbruik en erger. Maar het langharige, werkschuwe tuig van weleer is inmiddels pensioengerechtigd en de tijd heeft ondertussen niet stilgestaan: de nieuwe preutsheid is een feit.

Cremers motieven zijn vanaf het begin duidelijk:

Al vanaf de schoolbanken was ik vastbesloten met een Amerikaanse filmster thuis te komen. Er waren genoeg mooie en lieve meisjes in mijn omgeving te vinden, meisjes die verliefd op mij waren, met mij wilden ‘gaan’. Maar ik zocht het grote en onbereikbare. Ik wilde trouwen met een beroemde filmster, ballerina of fotomodel, vooral die in de damesbladen in lingerie stonden afgebeeld. Al moest de jacht daarop eeuwig duren.

De tournee met Jayne Mansfield wordt een dolle tocht langs luxehotels, louche nachtclubs en somptueuze diners met dubieuze militairen en hoogwaardigheidsbekleders, afgesloten met een excursie door de jungle. Daarbij wordt het gezelschap steevast achtervolgd door horden groupies:

Met moeite bereikten wij eindelijk de hal. Eén donkere massa probeerde door de gesloten glazen deuren te breken, die gevaarlijk doorbogen. Gejuich en gejoel. Uit duizenden kelen klonk het: ‘Jayne! Jayne!’ De vamp in haar witte bontjas genoot zienderogen en wilde champagne. ‘Dom Pérignon!’

Achter de façade van het sekssymbool blijkt echter een labiele, naar aandacht hunkerende vrouw schuil te gaan die zichzelf op de been houdt met sloten alcohol en handenvol pillen. Af en toe neemt ze weliswaar eens een champagnebad – reken ongeveer 72 flessen om de kuip te vullen als u daar ook eens behoefte aan zou voelen, of ongeveer 2000 euro als u geen al te duur merk neemt – maar het grootste deel van de Franse bubbelwijn jaagt ze toch door haar keelgat.

Als la Mansfield daarvoor in de stemming is, mag lijfwacht Cremer ook horizontale dienstverlening verstrekken. Een interessant weetje is dat strijkplanken in de jaren zestig veel stabieler waren dan de huidige, wankele modellen, zoals duidelijk uit het volgende fragment naar voren komt:

‘Heb jij het ooit op een strijkplank gedaan?’ vroeg Jayne verleidelijk.
Ik kon dat niet beamen. Wel op paarden, rijdend en stilstaand, in liften, auto’s, boten en vliegtuigen, op bioscoopstoelen, in bedden, op banken en divans, op kale vloeren en dikke tapijten, in telefooncellen, in stallen, in kruiwagens, achter in de bus en in badkamers en op toiletten – dat wel, maar nooit op een strijkplank.

De sterke verhalen volgen elkaar in ijltempo op, en na verloop van tijd ontstaat de indruk dat je die niet met een korreltje, maar met een vrachtwagen vol zakken zout mag nemen. Dat doet er echter niet toe: dit is een roman, geen objectief feitenrelaas, dus Cremer mag de hele boel bij elkaar fabuleren als hij dat wil. Graag zelfs, als dat een beter boek oplevert.

Enfin, na een paar maanden heeft Cremer vanzelfsprekend zijn bekomst van Mansfield. Hij poetst de plaat en verneemt later dat ze is omgekomen bij een bizar auto-ongeval.

In het licht van het feminisme van de derde golf, de MeToobeweging en andere maatschappelijke veranderingen sinds de tijd waarin Jayne zich afspeelt, komen er nogal wat passages in dit boek voor waarbij je als lezer toch even de wenkbrauwen optrekt, meer bepaald formuleringen waar een schrijver tegenwoordig toch niet zo gemakkelijk meer weg mee komt: ‘een lekker spontaan wijf’, ‘haar enorme tieten waren haar trademark en ze schroomde niet die in de strijd te gooien’, ‘ze had haar maandelijkse periode en was daardoor onhandelbaar en obstinaat’, en meer van dat. Toch is dat geen reden om hem meteen aan het kruis te nagelen. Cremer is een kind van zijn tijd: wat als maatschappelijk aanvaardbaar of politiek correct wordt beschouwd, is onderhevig aan verandering.

Cremers beeld van man-vrouwverhoudingen en seksualiteit is weliswaar wat gedateerd, maar niet wezenlijk misogyn. Het sluit veeleer aan bij een lofzang op bandeloze seks als vrijheidsideaal en verzet tegen een verstikkende christelijke moraal waarin de zonde van het vlees de kortste weg naar de hel is – zie ook Henry Miller, Charles Bukowski, Jan Wolkers en andere verketterde viespeuken. In Jayne komt eigenlijk alleen seks met wederzijdse toestemming voor en vrouwen worden er weliswaar in voorgesteld als aantrekkelijk – noem het desnoods lustobjecten – maar niet als dom of werkelijk minderwaardig. Er bestaat dus een hemelsbreed verschil tussen het hooguit milde seksisme van Cremer en de echte, onversneden misogynie van boreale alt-rightprofeten.

Tot slot is het niet onbelangrijk dat Cremer tot het uitstervende ras van de volksschrijver behoort: hij is een ongecompliceerde volksjongen die lectuur schrijft die ook toegankelijk is voor mensen zonder hogere opleiding. Het zou jammer zijn als de literatuur zou verworden tot een soort academische hobby. Bovendien kunnen de Nederlandse letteren stilaan wel weer wat seks en drugs en rock-’n-roll gebruiken. Kuise boeken van brave jongens die om hun overleden moeder treuren, hebben we de laatste jaren wel genoeg gehad, en de keuze tussen een vrolijk rondneukende nozem op leeftijd en een millennial die zich in zelfmedelijden wentelt over zijn first world problems, is eerlijk gezegd ook snel gemaakt.

Daan Pieters

Jan Cremer – Jayne. De Bezige Bij, Amsterdam. 168 blz. € 20,99.