Veranderd perspectief

We stellen ons een ‘openingsceremonie’ voor van een nieuwe straat in het herenigde Berlijn, zo’n vreselijke plek van anonieme, glazen torens. Een dichter is gevraagd een paar woorden te spreken, maar hij weet niet meer van ophouden in de eerste in het Nederlands vertaalde roman van Cécile Wajsbrot: Caspar David Friedrich Strasse.

Wajsbrot, ter wereld gekomen in Parijs als telg uit een Pools-Joodse familie die in de jaren dertig naar Frankrijk vluchtte, woont tegenwoordig als schrijver en vertaler afwisselend in Parijs en Berlijn. Ze publiceerde zo’n twintig boeken en essays, veelal met een autobiografische achtergrond. In deze roman vertelt de protagonist zijn publiek dat hij is geboren in wat voor de val van de Muur reeds Oost-Berlijn heette, al betekende dat toen nog iets anders, daarna nam de chaos van het weer samengesmolten Berlijn zijn leven over.

Welbeschouwd leefde hij zijn hele leven tussen ruïnes, kaalgeslagen terreinen en bouwputten. En stukken geschiedenis, natuurlijk. Als er in Duitsland één plek vol van geschiedenis is, dan is het wel Berlijn. En dat de nieuwe straat, die zonder inachtneming van de tragische gebeurtenissen uit het verre en recente verleden, Caspar David Friedrich Strasse moest gaan heten, naar de beroemde, vroeg negentiende-eeuwse schilder, leverde de dichter nog meer materiaal.

Het boek brengt door middel van de zoekende woorden van de spreker belangrijke stukken Europese geschiedenis bij elkaar, laat doorklinken wat grote politieke en maatschappelijke processen met mensenlevens doen en raakt en passant de huidige tijd, waarin oude tendensen zich lijken te herhalen. Het zachtmoedige eiland Rügen uit de tijd van van Friedrich, is tegenwoordig niet alleen een aardige plek voor brave badgasten, maar evenzeer een broeinest van rechts-extremisten, die op buitenlanders jagen.

‘Ik heb niets voorbereid, moet u weten, ik lees niet voor en heb geen aantekeningen,’ zegt de dichter tot zijn publiek, wat hem in de ogen van de lezer van deze roman tot een wel uitzonderlijk welbespraakte man maakt, maar hij haalt toch even zijn bezoek aan het museum aan, om er de schilderijen van Friedrich te zien. Aan de hand van negen van diens werken, doet de naamloze redenaar zijn verhaal, dat begint met meer algemene, enigszins filosofische bespiegelingen over ‘denken aan wat nooit is geweest’, via de wreedheid van ons geheugen naar zijn persoonlijke ervaringen in het bestaan.

Caspar David Friedrich, de grote schilder van het romantisch staren in de mist, het verlangen naar de rusteloze baren en mysterieuze wouden, had geen bijzondere band met Berlijn, maar in de nieuwe tijd doet dat er niet zo veel toe. Friedrich zag namelijk het levenslicht in Greifswald, vlak bij Rügen, waar hij later veel werkte, en studeerde in Dresden, Duits genoeg alzo voor een plekje in de heringerichte hoofdstad. Maar Wajsbrot laat de dichter wel eens twijfelen aan de rechtmatigheid van zulke vernoemingen. En het publiek dat deze rede aanhoort, krijgt dit mee.

De dichter beschouwt de romantiek en stelt daar de kille rationaliteit van onze jaren tegenover:

Romantiek, wat betekent dat anders dan een band met de natuur, met het universum, dan dat oog dat naar ons kijkt (…) dat oog waar de hemel doorheen schijnt, een mengeling van horizon en transcendentie, waar we tegenwoordig zo’n gruwelijk gebrek aan hebben.

Al pratend, associërend en verwijzend, onder meer naar de betekenissen in Friedrichs schilderijen, sijpelt zijn persoonlijke verhaal de rede binnen. Ooit was hij, als bedeesde Oostblok-bewoner, voor korte tijd in West-Berlijn. Op een begraafplaats trof hij een vrouw, die haar zuster kort daarvoor verloren had. Hij wisselde enkele woorden met haar en raakte onder de indruk; het begin van een jarenlange obsessie, in leven gehouden door brieven die ze elkaar stuurden, ieder aan een kant van de Muur.

De tijd verstrijkt, de dichter wordt ouder en realiseert zich dat hetzelfde ook voor de vrouw moet gelden die hij ooit maar zo kort zag, waarna hij zijn publiek vertelt wat de val van de Muur voor hem als dichter en als mens betekende. Perspectieven wisselden, het verleden kreeg een andere kleur en er kwam ruimte voor toekomst, maar vernieuwing kan niet bestaan zonder afwerping van oude opvattingen en gebruiken. Steeds opnieuw, weet hij, moeten we uitvinden hoe te leven.

In die tijd werd Berlijn opnieuw opgebouwd, maar dat voelde ver weg, want mijn eigen leven was in elkaar gestort en de ruïnes stapelden zich op, terwijl die van de stad juist verdwenen. Ja, er was een nieuw tijdperk aangebroken en ik bleef achter, zoals die mensen van wie ze zeggen dat ze een afslag hebben gemist of niet met hun tijd meegaan, ik had heimwee, niet naar het oude regime, maar naar de geografische onmogelijkheid om naar de andere kant te gaan, naar de muur, waarop alles wat onmogelijk was kristalliseerde.

Caspar David Friedrich Strasse, onderdeel van de fraaie Franse reeks van uitgeverij Vleugels, onderstreept op gevoelige wijze dat er maar één manier is om naar de toekomst te kijken, en dat is vooruit. Wel bewust van het verleden, maar ‘met een hervonden onschuld’.

André Keikes

Cécile Wajsbrot – Caspar David Friedrich Strasse. Vertaald uit het Frans door Eva Wissenburg. Vleugels, Bleiswijk. 120 blz. € 22,90.