Hoe Ben Borgart zich als schrijver heeft ontwikkeld

Binnen een jaar tijd publiceerde Ben Borgart twee boeken: de grotendeels in Rotterdam gesitueerde avonturenroman Blauwe nachten, die na een wat moeizaam begin ontaardt in een reeks van tragi-komische situaties die de hoofdpersoon (een projectie van Borgart zelf) tenslotte in de gevangenis doet belanden – eenmaal daaruit ontslagen merkt hij op: ‘Mijn jonge jaren zijn voorbij’, de laatste zin van het boek – en, pas onlangs: Rooiers, een boek dat duidelijk de nieuwe koers aangeeft die de schrijver is gaan varen.

Het verschil tussen beide boeken is frappant: in Rooiers ontbreekt een ik-figuur, het behandelt een eigentijdse problematiek en – wat het meeste opvalt – de stijl is minder rommelig. Zo kom je in Blauwe nachten nog zinnen tegen als: ‘Het passen van de schoen, daar draait dit hele stuk om als om het corpus delicti in een moordzaak’ (in de beschrijving van een ‘toneelstuk’ in een sekstheater), of: ‘Verderop zijn baanlui bezig […], is er te zien vanaf deze plaats’. Met name het veelvuldig gebruik van het woordje ‘er’ leidt tot lelijk Nederlands.

Erg storend is dat overigens meestal niet, omdat Borgart op meeslepende wijze vertelt. Bovendien past het taalgebruik bij de figuur die hij neerzet: de spreekwoordelijke ruwe bolster met blanke pit.

Rooiers is veel zorgvuldiger geconstrueerd. Taalkundig gezien vertoont het boek minder feilen en er is sprake van een knappe plot. Een jong boerenechtpaar vestigt zich in Zuid-Flevoland om daar op een enorm kavel biologisch-dynamische landbouw te gaan bedrijven. Dat stuit op tegenwerking van de omringende boeren en het polderbestuur. Uiteindelijk komt Evert de Vries in de gevangenis terecht. Als hij eruit komt, is er een nieuwe situatie ontstaan: oorlog in Afrika, de olieleveranties zijn gestaakt, het leger is paraat, particulier vervoer is verboden, kortom, 1973, maar dan erger. In deze crisissituatie is De Vries de enige boer in Zuid-Flevoland die kan doorwerken: zijn paarden lopen immers niet op benzine.

Nu komen de buren, die hem eerst uitlachten, zijn paarden lenen.

Het boek is satirisch van opzet. Vooral in de persoonsbeschrijvingen is Borgart messcherp. Het wezenloze idealisme dat veel aanhangers (niet alle!) van ‘vegetaries’ en ‘biologies-dynamies’ leven kenmerkt, wordt genadeloos ontmaskerd. De schrijver voert een artikel in uit het ‘op nouveauteiten en bewustzijnsverruiming gerichte jongerenblad De Hoop’ dat ongeveer aangeeft wat ik bedoel: 

toen ik bij aankomst meteen maar aan de luns werd gevraagt (hmmm jum jum) met goddelukke maakroobiejootiekaa & toksienlooze sneks van eigen boodum, toen klikte het al fijn tussen mij & de piejooniers. in 1 geest van Frisse viebraatsies daarnaa 1 ekskursie gemaakt oover het goet, onder leiding van 1 bdgoeroe, die nestkastjes liet zien voor poppen- en rupsenlustende gevleugelde vrientjes &…

Nou ja, zo ‘citeert’ Borgart nog even door. Waarschijnlijk heeft hij dit stukje uit zijn mouw geschud, maar denk niet dat dergelijke blaadjes niet echt bestaan. Zoals ieder weldenkend mens staat Borgart echter niet onsympathiek tegenover een gezonde levenswijze. Daarom rooien zijn rooiers het uiteindelijk wél, hij gunt ze the benefit of the doubt. Voortdurend denkt de lezer: hoe moet dit boek aflopen?, totdat de schrijver een gouden greep doet met zijn crisis.

In het werk van Ben Borgart betekent een periode van opsluiting (in gekkenhuis, gevangenis) steeds een keerpunt in het leven van de hoofdpersoon. In Blauwe nachten komt de ik-figuur gelouterd weer vrij: hij gaat zijn leven anders inrichten: ‘Mijn jonge jaren zijn voorbij, de volwassenheid lonkt.

Het patroon is dit: de hoofdpersonen zonderen zich bewust af van de maatschappij, worden door die maatschappij weer afgezonderd en komen tenslotte tot inkeer. Rooiers wijkt hier iets van af: hier is het eerder zo dat de situatie zich aanpast aan de onaangepaste landbouwer, al kan er geen twijfel bestaan over de ongewenstheid van die crisis. 

Het verschil tussen Blauwe nachten en Rooiers wordt verklaard doordat Borgart het eerste boek al in de jaren zestig schreef. Het is goed dat het tenslotte toch werd uitgegeven, want zo is het nóg beter vast te stellen, dat Borgart zich ontwikkeld heeft tot een van de beste hedendaagse Nederlandse schrijvers. Ik zie met ongeduld uit naar zijn nieuwe boeken.

Frank van Dijl

Ben Borgart – Blauwe nachten. De Bezige Bij.
Ben Borgart – Rooiers. De Bezige Bij.

Deze recensie stond in Het Vrije Volk van 23 september 1978.

Ben Borgart (1940-2016) debuteerde in 1972 met de kleine roman De vuilnisroos bij De Bezige Bij. Tot in de jaren negentig bleef hij aan deze uitgeverij verbonden. Later publiceerde hij nog enkele titels bij uitgeverij Aspekt, zoals Op de keien (2008, onder het pseudoniem D. Santosh) en Het lotusparadijs (2014).