Autobiografie of parodie?

Of heb ik het verzonnen? is de veelzeggende titel van de correspondentie tussen Wanda Reisel en Herman Koch die twee jaar geleden uitkwam. De twee schrijvers kennen elkaar al vanaf hun adolescentenjaren, maar de herinneringen daarover lopen soms nogal uiteen. In Finse dagen staat die periode centraal. De moeder van Herman Koch overlijdt als hij zeventien is. Op school gaat het slechter, zijn vader – die al een nieuwe vriendin had voordat zijn moeder ziek werd – is niet heel bekwaam in het opvoeden van zijn zoon. De jonge Herman gaat een half jaar naar Finland om te werken op een boerderij en in de houtzagerij. De daar hevig opvlammende liefde voor Anna wordt een ijkpunt in zijn leven, ondanks de extreem korte duur: drie dagen.

Finse dagen wordt gepresenteerd als een roman, maar leest als een autobiografie die tegelijk een parodie op het genre is. Regelmatig laat Koch weten dat hij zich zaken niet goed meer herinnert of laat hij bewust lacunes vallen. Hij benadrukt zijn eigen eerlijkheid, maar herhaalt ook de platitude dat lezers soms iets ongeloofwaardig vinden wat echt gebeurd is. Dat er verschillende versies van verhalen naast elkaar kunnen bestaan, is ook al geen nieuw inzicht. Je hebt de hele tijd de indruk dat Koch je een rad voor ogen draait. Er zitten behoorlijk futloze stukken in, over hotelkamers bijvoorbeeld, die niet heel veel toevoegen aan het geheel, tenzij je het boek leest als een parodie, want dan kun je talloze andere autobiografische boeken aanwijzen vol nutteloze uitweidingen. De gedachte dat je bij de neus genomen wordt, komt ook op als je kijkt naar de stijl. Als Herman voor het eerst de grote liefde Anna tegenkomt dan staat er:

Op het eerste gezicht zeggen de mensen soms. Het was liefde op het eerste gezicht. Ook hoor je vaak woorden als flits of bliksemschicht.
Maar dit was iets anders. Terwijl we elkaar aankeken, in elkaars ogen keken, voelde ik een ronde steen – een door miljoenen jaren stromend water rond geslepen steen, zoals je die aantreft in rivierbeddingen of aan de kust – van ergens achter in mijn keel naar beneden vallen waarna hij met een heldere plons onder in mijn maag belandde.

Ik snap dat je eerst de clichés noemt en terzijde schuift, maar dan moet er wel iets goeds voor in de plaats komen. Waarom toevoegen ‘in elkaars ogen keken’; hoe kijk je iemand anders dan aan? Waarom toevoegen ‘zoals je die aantreft in rivierbeddingen of aan de kust’; wat is de meerwaarde van die toevoeging? Waarom dit beeld van een steen die in een maag plonst – een nieuw beeld dat meer appelleert aan tekenfilms -, of anders fysiologisch nogal verontrustend is. Die zinnen kun je toch alleen maar opschrijven als je de literaire goegemeente om de tuin probeert te leiden? De oude Koch zou toch nooit zonder sarcasme ‘Nee, ik kon niet goed bij mijn gevoel die middag.’ kunnen opschrijven?

Wat ook opvalt, is de consequente aandacht voor homoseksualiteit in dit boek. Koch benadrukt steeds dat hij op vrouwen valt en heeft een politiek-correcte mening over acceptatie van homoseksualiteit, maar hij krijgt van zijn vader tot de mensen in Finland tot toekomstige vriendinnen vragen over zijn geaardheid. Sterker nog: bij andere gelegenheden lijken homo’s steeds jacht op hem te maken: huurbazen, mensen die een lift aanbieden en één nachtelijke ontmoeting kent zelfs een gewelddadig einde. Het is onduidelijk wat de schrijver betoogt. De laatste tien bladzijden halen bovendien alles wat je mogelijk dacht over zijn Finse periode compleet onderuit en voegt er nog een intertekstueel knipoogje naar Anna Karenina aan toe. Dat lijkt me voor de goede verstaander toch vooral het benadrukken van het fictieve karakter.

Red ons, Maria Montanelli was de fantastische roman uit 1989 waarin Koch, binnen fictie, over de dood van zijn moeder schreef. Finse dagen is een vervolg, zo op het oog oprechter, al wordt de authenticiteit geproblematiseerd. Wat herinner je je? Wanneer heb je een verhaal gemaakt van die herinnering? Ik vermoed dat Koch het meest vertelt in wat hij niet opschrijft.

Coen Peppelenbos

Herman Koch – Finse dagen. Ambo|Anthos, Amsterdam. 308 blz. € 22,99.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 24 januari 2020.