Een herkenbare maar vertekende werkelijkheid

Het duurt zeker vijftig bladzijden voordat Vaderland, de nieuwe roman van Herman Stevens, zijn zesde, zich gewonnen geeft. Of waarschijnlijk moet ik het anders zeggen: het duurde zeker vijftig bladzijden voordat ik me gewonnen gaf.
In de eerste vier hoofdstukken hangt de schrijver ver boven de materie. Het leven van Hugo van Loon, romanschrijver en wijnschrijver (“Het bleef een leuke grap. Hij dronk voor zijn werk”), wordt in grove streken neergezet. Zinnen beginnen met woorden als ‘vaak’, ‘altijd’, ‘nooit’, ‘soms’, ‘eens’ – er is geen focus op de tijd.

“Hij was eens begonnen aan een boek over zijn moeder.”  “Hugo ging nooit naar proeverijen.” “Vaak maakte Hugo uitnodigingen voor proeverijen niet eens open.” Dat soort zinnen – als zwaluwen scheren ze over de hoofden van de personages zodat je als lezer niet de gelegenheid krijgt om hen te leren kennen. Hooguit krijg je inzicht in hun gewoonten, in wat ze altijd of juist nooit doen, maar hoe ze erbij kijken, krijg je niet te zien.

Op den duur irriteert dat, maar juist als je denkt dat het nooit wat wordt, zoomt Herman Stevens in en gaat hij scènes schrijven. Zijn figuren krijgen scherpe contouren, ze nemen kleur aan, ze worden waarachtig mensen van vlees en bloed. Vanaf pakweg hoofdstuk vijf zit de schrijver Hugo en Loes en andere figuren in hun coterie op de huid. Dan laat hij ook humor toe en geeft hij te kennen dat hij begaan is met het lot van zijn personages.

Hugo van Loon is een vijftiger met een aardig rijtje boeken op zijn naam. Beroemd is hij nooit geworden en met het schrijven van stukjes over wijn voor het weekblad Singer’s verdient hij meer dan met zijn romans. Op zijn minst hoeft hij niet voor zijn drank te betalen: elke week worden er wel een paar kistjes bij hem thuis bezorgd.

Na een flinke reeks vriendinnen blijft hij hangen aan Loes, of zij aan hem. Zij is tien jaar jonger en net als zijn moeder lerares Frans, net als hij enig kind. Ook uit andere voorbeelden blijkt dat Van Loon last heeft van een ernstige vorm van moederbinding; de vrouwen in zijn leven waren er om het verlies van het moeder te compenseren. Ze bleven dan ook nooit lang. Op Loes na.

Maar Loes wordt zelf moeder en daardoor wordt de moederszoon vader, een nieuwe rol waarin hij liefde en angsten voelt die hij nooit eerder heeft gekend. Loes was degene die het kind wilde, ze was er nog net niet te oud voor; zij besliste dat ze stopte met de pil, zij bepaalde wanneer de kans het grootst was dat gemeenschap tot het door haar gewenste resultaat zou leiden. Hij liet het met zich gebeuren omdat hij haar niet kwijt wilde.

Dat zij zich na de bevalling meer bekommert om het kind en dat hij zijn heil uiteindelijk buiten de deur zoekt, mag een cliché lijken: het zal maar al te vaak zo gaan. Op de voorlaatste bladzijde krijgt Hugo de wind van voren: “Jij leeft in een wereld waar alles draait om genot. Elke dag gaan er een paar flessen wijn open, altijd die bedelende stijve, en ondertussen maar zwelgen in het verleden. Het lijkt wel alsof je jaren geleden bent opgehouden te bestaan.”

Een paar alinea’s verder rijdt hij het leven van Loes en zijn dochter Simone uit. Een pijnlijk slot van deze roman waarin telkens wordt gehint naar een herkenbare maar vertekende werkelijkheid, die van een land in verwarring.

Herman Stevens schreef met Vaderland een onderhoudend boek, het duurt alleen – zoals gezegd – nogal even voordat het op gang komt. Wel moet hij zich een volgende keer onthouden van zinsconstructies als: “Winkelstraten kreeg hij een slechte bui van” en “Zulke beschrijvingen doen we niet aan”.

Frank van Dijl

Herman Stevens – Vaderland. Prometheus.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd van 3 juli 2010.