Rebelse variatie

Wereldbibliotheek en Nieuw Amsterdam hebben hun dichters gevraagd een rebels sonnet te schrijven, ter gelegenheid van de boekenweek 2020. De dichters hebben zich als een gehoorzaam volkje gehouden aan de opdracht. Een rebels sonnet: is dat niet een oxymoron?

Pim te Bokkel moest denken aan Sjors van de rebellenclub en hij schrijft zoals alle andere dichters veertien regels, maar hij maakt een quintijn, een kwartijn, een terzine en een distichon. Hij gebruikt af en toe eindrijm, al assoneert hij wel aan het eind van de regel, maar onregelmatig. Ook het ritme is vrij.

Jos Versteegen heeft een cursus bij het LOI besteld: ‘Hoe schrijf je een rebels sonnet?’ en hij schrijft keurig twee kwatrijnen en een sextet met omarmend rijm in de kwatrijnen en in het sextet: cde dce. Hij zou wel over een orgie of over gif willen schrijven, maar dat komt er niet van in het genoeglijke Amstelveen.
Guus Luijters schrijft één strofe waarin hij een treurig beeld geeft van rebelse, geile seks.

Peter van Lier blijft trouw aan zijn versificatie, maar ja, het is toch een sonnet met veertien regels, geen eindrijm. De tweede terzine zie er zo uit:

Het is geen gemakkelijk gedicht, maar er zit zeker een rebels element in. ‘Bestaan / wij niet hoofdzakelijk uit / scharniermomenten, / ook in de geest?’ Het is ook duidelijk dat voorvallen tot gruzelementen vervallen. Je ziet boerenzwaluwen opvliegen, volledig aanwezig, maar onder je voeten is het gras, nu nog vers.

Ook Zwaal is trouw aan zijn versificatie: veertien regels van een of twee, één keer drie woorden. Als ik het goed begrijp wil een ik de wilde bossen in, maar komt terecht in een holle bunker.

Hans Dekkers schrijft in vijf-voetige jamben, met regelmatig eindrijm. Het grappige is dat hij zich in het gedicht verzet tegen ‘opgeklopte slagroomkwak’. De dichter is een stotteraar: ‘hij schudt de woorden en de zinnen kaal /…/ en gaat met ongelikte beren aan de haal’.

Liesbeth Lagemaat schrijft een ‘Vijandig lied’. Zij is de voortdurende rebel: ‘Want weer trok je tegen jezelf ten strijde, / Een ridder die zichzelf kent zoals jij, / En elke hersenspoeling steeds wist te vermijden.// Zei je nou ridder? Jij, als ingewijde / Vaart uur na uur op dit rebelse tij: / Constante kunst, zichzelf vakkundig te kastijden.’

Op de achterflap staat: ‘Misschien is dit wel het begin van iets moois, een jaarlijks terugkerende uitgave met gedichten over het thema van de boekenweek in een specifieke dichtvorm.’ Misschien dan ook andere dichters uitnodigen. Andere vormen? Allemaal ollekebollekes, limericks, naamdichten, epigrammen? Of elegieën, rondelen, oden, villanellen?

Remco Ekkers

Dichters van Wereldbibliotheek/ Nieuw Amsterdam – Rebelse sonnetten. Wereldbibliohteek, Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 34 blz. € 10.