De kunst van het voorlezen

De afgelopen weken wordt elke dag een verhaal uit de Decamerone voorgelezen door randstedelijke acteurs. Een mooi initiatief, je moet toch iets doen met die zeeën van tijd, en wij plaatsen de filmpjes die het programma Mondo op de site zet weer door op onze site. Terwijl ik zo’n berichtje maak voor de site luister ik naar het verhaal en het opvallende is dat de meeste acteurs en actrices niet erg goed kunnen voorlezen. Grof gezegd: hoe ouder, hoe beter, hoe Vlaamser, hoe beter. Ramsey Nasr kan het, Chris Nievelt kan het, Eelco Smits kan het, maar er zijn ook talloze auteurs die zich door de zinnen heen worstelen, struikelend over woorden, achter de adem omdat ze het einde van de zin niet halen. Die Boccaccio hield wel van een bijzin (en van een cliché, hoe vaak ik die ‘bittere tranen’ al niet gehoord heb) en ik denk dat echte lezers daar wel aan gewend zijn, maar acteurs die niet of nauwelijks lezen zie je in ademnood komen.

Ik houd van voorlezen en ik kan het ook redelijk, al zeg ik het zelf. Als je moe bent, maak je meer fouten; als je te weinig tijd hebt ook. Wie veel leest, overziet al lezende een zin van tevoren en kan zijn ademhaling erop aanpassen. Je hoort direct of iemand veel leest of niet.

Er zijn schrijvers die heel erg goed voorlezen, soms zo goed dat ze moeten oppassen dat het geen trucje wordt. Ilja Leonard Pfeijffer en Tommy Wieringa hebben allebei een uitstekende voorleesstem, maar soms zetten ze die iets te bruin aan. Dan gaat de voorleesstem nog meer de diepte in, dan worden de pauzes nog langer. Hebben ze helemaal niet nodig. Nee, dan hun haspelende collega’s die zich door een tekst ploeteren met foute pauzes en gebrek aan timing en die je, als ze na afloop vragen hoe het ging, alleen kunt zeggen dat ze heel authentiek waren. Laten we voor hen bidden.

Op dit moment lijkt iedere schrijver het belangrijk te vinden om filmpjes op te nemen terwijl ze iets voorlezen, van zichzelf of van een ander; het maakt niet uit, zolang ze maar iets kunnen voorlezen. Een erg besmettelijk virus. Het ergste zijn schrijvers die stemmetjes doen. Ik hoor het bij ons op de lerarenopleiding ook weleens. Meestal heeft de voorlezer dan eerst de pabo doorlopen waar blijkbaar wordt aangeleerd dat je heel overdreven moet voorlezen en dat iedereen die sprekend opgevoerd wordt een eigen stemgeluid heeft. Een gruwel is het. En je kunt na afloop niet eens zeggen dat authentiek is, je kunt alleen maar zeggen: ‘Hou ermee op!’

Coen Peppelenbos