Te veel oppervlakkig vertoon in desondanks niet-onaardige debuutroman

Het probleem met De knapste man van Nederland, de debuutroman van de wiskundige en documentairemaker Alexander van der Meer, is dat je niet weet wat voor soort boek je zit te lezen. Is het een psychologische roman over de verhouding van zoon en moeder? Is het boek het sarcastisch verslag van een queeste naar de joodse identiteit? Zijn we getuige van de verloedering van een hoogleraar theoretische natuurkunde en kosmologie? Is het een avonturenroman, een reisbeschrijving, een grimmig sprookje? Een ideeënroman?

Het zou allemaal kunnen, maar juist daardoor is het boek nooit helemaal het een of het ander. Het is van alles wat en gaat daardoor gebukt onder een gebrek aan focus. Ook lijkt de balans niet steeds te kloppen.

Zo heeft het boek tot ongeveer halverwege de structuur van een raamvertelling. Het is koninginnedag. Tobias Fiedler brengt een groot deel van de dag dwangmatig onder de douche door. Zijn moeder is vijf dagen eerder overleden, maar kan door drukte in het uitvaartwezen niet eerder dan op 2 mei worden begraven. In terugblikken wordt de lezer geïnformeerd over de moeizame relatie die Fiedler met zijn moeder onderhoudt. Cursieve stukken tekst geven de inhoud weer van gesprekken die Fiedler met zijn pychiater voert. Hierin komt ook de neurotische omgang met vrouwen ter sprake. (De knapste man van Nederland zou, gezien de expliciete seksscènes, ook nog een erotische roman kunnen worden genoemd.)

Gaandeweg blijkt dat niet zozeer de moeder-zoonverhouding het hoofdthema van het boek is, maar het begrip tijd en dan met name in relatie tot Fiedlers vakgebied. Als de relativiteitstheorie klopt, hoe kan het heelal dan uitdijen? En als het heelal uitdijt, moet dat betekenen dat de tijd sinds de oerknal steeds langzamer verstrijkt en tenslotte tot stilstand komt. Voor de gewone lezer zijn dat duizelingswekkende gedachten, maar zolang hij zich nog in de raamvertelling bevindt en het maar koninginnedag lijkt te blijven, kan hij zich er misschien iets bij voorstellen. Doordat Fiedler steeds maar onder de douche staat en hij zijn gedachten de vrije loop laat, ondervindt hij een soort gelijktijdigheid, parallelle werkelijkheden die zich gisteren, vorige week of verder terug in de tijd hebben afgespeeld maar in het hoofd van Fiedler, de ik-figuur, en dus in dat van de lezer nu tot leven komen. ‘Nu’ is trouwens een problematisch begrip in de theoretische natuurkunde.

Wat ik zeggen wil is dat zolang de schrijver vasthoudt aan de eenheid van plaats (douche) en tijd (koninginnedag), de roman een duidelijk kader heeft. 

Van der Meer wil te veel vertellen. Hij doet dat overigens met veel humor. Hilarisch zijn het telefoongesprek dat zich ontspint tussen moeder en zoon als moeder Tobias opbelt om zijn telefoonnummer te vragen en Tobias’ te laat verschijnen op de begrafenis doordat de kerkklok bleek stil te staan (een verwijzing naar de tot stilstand gekomen tijd). Maar als Alexander van der Meer een humoristische roman had willen schrijven, had hij zichzelf beperkingen moeten opleggen.

Waar de schrijver op uit bleek te zijn, komt in het tweede deel van de roman tot ontknoping. Tobias Fiedler is door Nigeria uitgenodigd om mee te werken aan zijn ruimtevaartprogramma, op zichzelf ook een humoristisch gegeven.De plot kan er mee door, hoewel er wel onwaarschijnlijk veel toeval aan te pas komt. De lezer kan hem trouwens zien aankomen en kort voordat zijn vermoeden wordt bevestigd, preludeert Tobias Fiedler er al op.

Al met al is De knapste man van Nederland zeker geen onaardig debuut: het boek is onderhoudend en bevat genoeg basismateriaal voor meerdere romans. Alleen al van Tobias’ vader zou ik een uitgebreider portret willen lezen. Doordat Van der Meer zoveel in één keer heeft willen zeggen, blijft het te veel bij oppervlakkig vertoon.

Frank van Dijl

Alexander van der Meer – De knapste man van Nederland. Augustus.

Deze recensie verscheen eerder in HP / De Tijd van 11 september 2010.