Bloemen blijven bloemen

Amina Belôrf (1990) is maatschappelijk assistente en columniste. Ze schrijft poëzie en proza en debuteerde in maart 2020 met haar dichtbundel Zonder het licht te breken. Helaas werd de presentatie uitgesteld vanwege de virus-crisis.

Haar bundel opent met proza waarin Amina kort het leven van haar vader beschrijft. Een warme brief. Hij kwam aan op het station van Antwerpen, vanuit Marokko, om in de mijnen te werken: ‘ Met je hoofd hier en je hart nog daar daalde je af in de donkere mijnen.’ ‘Toen de mijnen sloten heb je al het werk gedaan dat je krijgen kon: in de horeca, de haven, in allerlei fabrieken. De tijd verstreek, je kinderen groeiden op.’ Later werd haar vader ziek: ‘Het alzheimerbeest maakte zich traag meester van je. Je werd thuis verzorgd, we hielden je graag bij ons. Er was geen genezing mogelijk. Zware medicatie remde de aftakeling af. Ik heb in die jaren dikwijls naast je gezeten, je hand vastgehouden. Je ogen lichtten daar van op. Je sloot ze op een koude januaridag. Ik hield nog altijd je hand vast.’

Amina groeide op en verbaasde zich over de vijandigheid van de Belgische samenleving, maar genoot ook van het begrip van andere landgenoten. Deze bundel is een tribuut aan haar vader. In de eenvoudige gedichten spreekt ze over het stockholmsyndroom: het psychologisch verschijnsel dat soms optreedt tijdens een gijzeling. Het verschijnsel houdt in dat de gegijzelde sympathie voor de gijzelnemer krijgt. Haar moeder weet zich staande te houden door haar intelligentie en haar humor. Ze zorgt er ook voor dat haar kinderen zich kunnen ontwikkelen en dat ze ondanks tegenwerking en nare opmerkingen van autochtonen leren trots te zijn op hun afkomst. Ze gaan studeren en voelen zich uiteindelijk thuis in hun bestemming. Ze werken hard, soms te hard, waardoor ze oververmoeid raken. Deze bundel gaat ook over het terugvechten, zowel van de vader, de moeder, als van de dochter:

Wroeten

Sluit me af, zoek een hoek, een inham, sluit de haakjes achter me
dicht. Geen vraagtekens. Geen vraagtekens, geen vraagtekens.
Hoe het is nu? Waar ik werk nu? Wat ik doe nu?
Gordijnen openschuiven, soms klemmen ze
zich als vijanden tegen mij dicht. Plaatsmaken,
meer mogen, minder moeten. Duwen,
duwen, duwen. Voor meer ruimte
en meer lucht, vooral meer lucht.
Bondgenoten zoeken, misschien
in de demonen die zijn gekomen
om te blijven. Graafwerken,
veel graafwerken.
Overleven.
Denk ik.

De dichteres leert van Antwerpen te houden, ondanks alle tegenwerking:

ik heb genoeg van uw
zwart-witredeneringen
van uw grenzen-open-
grenzen-dichtbeleid
van uw ik hou van u
ik hou niet van u
ik hou van u
ik hou niet van u
Antwerpen
ik hou van u
maar ik ben geen madeliefje.

Er staan ook overtuigende prozagedichten in de bundel: een aaneenrijging van woorden zonder komma’s en punten, een gevoelig en sympathiek verslag van overleven. Tenslotte mag de ik-figuur dansen:

Het mag

je mag dansen
als oogleden niet meer wegen
de spiegel meer zien
wil, je van nachtmerries
niet meer bang bent
dan, net dan
mag je dansen.

(In het Noorden zouden we zeggen: ‘Juist dan’.)

Amina Belôrf gebruikt in het gedicht ‘Bloemen’ een uitgewerkte metafoor om de worsteling te beschrijven. Het gedicht geeft een mooi beeld van haar karakter:

ze mogen prikken duwen
barsten onbuigzaam taai
bloemen blijven bloemen
van alle dingen die ik draag
wil ik enkel bloemen bloeden.

Remco Ekkers

Amina Belôrf – Zonder het licht te breken. Mammoet. 60 blz. € 15.