Rooms modernisme

De Gemeenschap is één van de meest interessante tijdschriften uit het interbellum. Hoewel het fundament van het blad rooms katholiek was, probeerde de redactie met een open blik naar de wereld te kijken. In het tijdschrift, dat heeft bestaan van 1925 tot 1941, is dan ook werk van Marsman, Nijhoff, Helman en Bordewijk te vinden naast een groot aantal nu vergeten katholieke auteurs. Aan het tijdschrift was ook een uitgeverij gekoppeld – met dezelfde naam – waar de deelnemers aan het blad hun boeken konden publiceren. Heel belangrijk voor de bloei van het blad en de uitgeverij is Albert Kuyle (1904 -1958) geweest, een zeer begaafde schrijver en een geweldige organisator met een groot netwerk. Hij was echter ook een ruziemaker en een fanatieke katholiek, die steeds verder in fascistisch vaarwater terecht kwam. Na de oorlog lag zijn reputatie in duigen en tot nu toe is daar geen verandering in gekomen.

Lex van de Haterd heeft twee boeken over De Gemeenschap gepubliceerd, waarin met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid alles wat er over tijdschrift en uitgeverij te weten valt, bijeen is gebracht. Juist daarom is zijn nieuwe publicatie De Gemeenschap en het modernisme (die verschijnt ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Huis van het Boek) nogal een teleurstelling. In de eerste plaats niets over de inhoud van het blad of de publicaties van de uitgeverij. Het etiket ‘modernisme’ uit de titel geldt hier uitsluitend de buitenkant van de publicaties en dan ook nog alleen die uitgaven waarvan de ontwerpers te rekenen zijn tot het constructivisme, de Nieuwe Typografie en de Nieuwe Fotografie. Nadat hij in het verleden een compleet beeld van De Gemeenschap heeft gegeven, komt Van de Haterd nu dus met een micro-perspectief.

Van het tijdschrift De Gemeenschap zijn 177 nummers geproduceerd. Elk nummer kreeg – en dat was bijzonder uniek – een ander omslag. Hiervan heeft Van de Haterd voor zijn boek zo´n 50 geselecteerd, dat is 28,2% van het totaal. De selectie is gebaseerd op zijn opvatting dat deze omslagen het ‘modernistische imago van De Gemeenschap in hoge mate hebben bepaald.’ In dat verband is het dan wel opvallend dat het Huis van het Boek spreekt van ‘herontdekt modernisme’, zo ijzersterk is dat imago kennelijk niet. Door zo nadrukkelijk voor deze omslagen te kiezen, wordt je als lezer extra nieuwsgierig naar de afgekeurde 127 omslagen, maar daarvoor verwijst Van de Haterd naar zijn eerdere publicaties, die van respectievelijk 2004 en 2008 dateren. Eén kwalificatie voor de kennelijk niet voldoende modernistische omslagen noemt hij nog wel: deze omslagen zouden slechts een ‘gematigd’ expressionisme laten zien. Nu leidt het geen twijfel dat de omslagen die hij wél in het boek heeft opgenomen van kunstenaars als Sybold van Ravesteyn, Willem Maas, Andries Oosterbaan en Paul Schuitema van zeer hoge kwaliteit zijn en voor die tijd super modern. Ook de boekuitgaven van Bint, Blokken of Gelakte hersens zijn wat dat betreft parels. Door echter zo’n rigide onderscheid te maken tussen wat wel en wat niet tot het ‘modernisme’ behoort, ontstaat echt een vertekend beeld van De Gemeenschap. Wie ook maar één blik werpt in de andere publicaties van Van de Haterd zal zich verbazen over de kwaliteit van veel andere omslagen en zich afvragen waarom ze in vredesnaam niet modernistisch genoeg zijn. Niet voor niks zijn ze antiquarisch of onvindbaar of onbetaalbaar.

Het omslag van het januarinummer van 1932 bestaat uit een fotomontage van Kees Strooband, zéér avant-gardistisch. Wie vervolgens deze aflevering doorbladert waant zich echter bijna in de Middeleeuwen. In het redactioneel wordt namelijk gemeld dat elk nummer onderworpen wordt aan de ‘praeventieve censuur’ van de Rooms Katholieke kerk. Dat betekent dat een priester, als vertegenwoordiger van de Aartsbisschop van Utrecht, de inhoud nakijkt en mag wijzigen. Nu heeft de redactie geprobeerd los te komen van deze censuur, maar het voltallige ‘Nederlandsche Episcopaat’ heeft dit geweigerd. Daarop zijn twee redactieleden opgestapt, maar de rest van de redactie heeft de controle van de kerk geaccepteerd. Wat deze discrepantie tussen binnen- en buitenkant van het blad voor de ‘modernistische uitstraling’ van De Gemeenschap betekent, is een vraag die Van de Haterd helaas niet behandelt.

Uit zijn eerdere publicaties is bekend dat de redactie van De Gemeenschap zich niet of nauwelijks met de vormgeving bemoeide, dit was uitsluitend het terrein van Albert Kuyle. Hij zocht voor elk nummer in zijn netwerk naar kunstenaars, die bereid waren werk af te staan. Hij kende moderne katholieke kunstenaars als Charles Eyck en Joep Nicholas, de nog als dadaïst begonnen schilder Otto van Rees was zijn schoonvader. Ook Gerrit Rietveld en de filmer Kees Hin behoorden tot zijn contacten. Zo moet de mix ontstaan zijn van omslagen, elke jaargang laat een afwisseling van stijlen en invloeden zien, die eerder organisch tot stand lijkt te zijn gekomen dan als het bewust propageren van een imago. In deze nieuwe publicatie wordt dus zowel De Gemeenschap als Albert Kuyle maar gedeeltelijk recht gedaan.

Doeke Sijens

Lex van de Haterd – De Gemeenschap en het modernisme. Uit het lood, Leiden. € 25,00.