Succesverhalen IV

In deze rubriek zijn we aanbeland bij het ultieme bestsellerboek van de afgelopen jaren: De zeven zussen van Lucinda Riley. Zonder enige voorkennis en met open vizier las Willem Goedhart het zesde deel in deze hyperpopulaire serie, met de ondertitel Zon.

Kierkegaard in Kenia

Het was wel even schrikken toen er een baksteen van 732 bladzijden op mijn deurmat viel. Het zesde deel der Zeven zussen (wat een klankherhaling!) is een kloek boek waar je echt even voor moet gaan zitten, iets wat de vele trouwe Nederlandse lezers opnieuw gedaan hebben, getuige de positie van dit boek in de bestsellerlijst van de afgelopen weken. Hoewel velen van hen al enige jaren meeleven met de Zussen en hun bijzondere verhalen, was dit voor mij een eerste kennismaking met de populaire reeks die verguisd wordt door sommige literatoren, maar tegelijkertijd heel wat armlastige boekhandels draaiende houdt. Ik begon dus met enig argwaan te lezen, en kan alvast verklappen dat dit deels terecht was, maar lang niet zo erg als ik vreesde.

Aangezien ik vermoed dat de meeste lezers van Tzum geen trouwe volgers van de reeks zijn, zal ik eerst het concept ervan kort schetsen. De zeven titelheldinnen zijn allemaal als baby geadopteerd door de rijke magnaat Pa Salt, die een eigen landgoed en schiereiland bezit aan het meer van Genève. Aan het begin van de reeks sterft hij onverwachts onder mysterieuze omstandigheden, waarna de zussen bij elkaar komen in het ouderlijk huis. In elk deel staat een van hen centraal, en volgen we enerzijds haar huidige leven met alle beslommeringen van dien, en tegelijkertijd de zoektocht naar haar afkomst en biologische familie. De eerdere delen speelden zich af in Brazilië, Noorwegen, Engeland, Thailand, Spanje en Australië, waar naast de klassieke thema’s als liefde, familie en dood ook traumaverwerking, emancipatie, eenzaamheid en spiritualiteit de revue passeren. Elk boek kent een hedendaagse en unieke historische verhaallijn, die uiteindelijk keurig bij elkaar komen.

In het zesde deel Zon is het de beurt aan de jongste zus Electra (zus nummer zeven schittert door afwezigheid), die de meest excentrieke van het stel schijnt te zijn. Na trammelant op diverse kostscholen en een korte carrière als serveerster in Parijs wordt ze ontdekt door een modeagentschap, en binnen de kortste keren leeft ze een jetset leven in New York als gewild supermodel. Naast de vele dollars, relaties met celebrities en een penthouse met uitzicht op Central Park kent dit bestaan ook haar keerzijdes: Electra is verslaafd aan wodka, cocaïne en is bovenal aandachtziek. Ze is niet direct een sympathiek hoofdpersonage waar je met plezier 732 pagina’s mee op stap gaat, maar Riley weet Electra in de loop van deze roman genoeg ontwikkelingen door te laten maken om die clichématige beginsituatie af te kunnen werpen.

Als er één thema centraal staat in dit boek, is het wel de moeizame weg naar verlossing (of redemption). Electra is totaal onhandelbaar door haar gebruik van stimulerende middelen en haar plezieravondjes met enkele stoere mannen maken het er niet beter op. Het is opvallend dat Riley kiest voor een setting die vermoedelijk niet elke (traditionele) lezer zal bekoren, maar ze weet het zo op te schrijven dat (net als in soapseries op prime time) de lakens keurig de geslachtsdelen bedekken en het drank- en drugsgebruik leest als het nuttigen van snoep of frisdrank.

Ik legde mijn mobieltje neer en nam een lijntje uit de voorraad die Joaquim de vorige avond voordat hij ging douchen voor me had achtergelaten. Daarna belde ik roomservice voor een fles wodka en nog een fles champagne op ijs. Tien minuten later was Joaquim in mijn suite en nog iets later in mijn bed.

Over de aard van de seks of hun goddelijke lichamen wordt met geen woord gesproken, zodat zelfs de meest moralistische lezer er weinig aanstoot aan kan nemen. Al snel wordt ook al te zeer duidelijk dat het gedrag van Electra zo niet voort kan duren, en na een lang verblijf in een afkickkliniek met vele leerzame gesprekken en bijzondere ontmoetingen keert ze als herboren terug. Vanaf dan doet ze stinkend haar best om de nieuwe moeder Theresa te worden: Riley laat geen gelegenheid onbenut om te schetsen hoe Electra afrekent met de demonen uit haar verleden en een nieuw leven leidt waarin ze anderen helpt en steunt met hun problemen. Hoewel Electra er een stuk sympathieker op wordt en het verhaal ook iets meer diepte krijgt in deze fase, had het geen kwaad gekund als ze nog eenmaal de fout in was gegaan of andere negatieve eigenschappen ter compensatie had ontwikkeld, want nu is de transformatie van aantrekkelijke zondaar tot heilige maagd wel wat ongeloofwaardig.

Wat verder niet onvermeld mag blijven over Electra is dat ze een donkere huidskleur heeft, iets wat aanvankelijk slechts als unique selling point van haar modellencarrière wordt gezien. Dit verandert echter wanneer plots haar biologische grootmoeder opduikt, die door wijlen Pa Salt naar Electra is gestuurd om de geschiedenis van haar afkomst in Afrika te vertellen. Dit fragmentarisch vertelde verhaal is de tweede (en meest boeiende) lijn in het boek, die overigens begint eind jaren dertig met een blanke vrouw in New York City, die na een Jane Austen-avontuurtje in Engeland doorreist naar Kenia, om daar te midden van de Engelse high society bij te komen van haar verbroken verloving. Deze Cecily is een interessant en goed uitgewerkt personage, dat tijdens haar vanwege WO2 noodgedwongen langdurige verblijf in Kenia steeds meer oog krijgt voor de (idyllisch beschreven) natuur en inheemse bewoners van de Britse kolonie.

Riley heeft zich voor deze verhaallijn uitstekend gedocumenteerd, en haar beschrijvingen van het luie leventje van de imperialisten in contrast met de strubbelingen van het Masai-volk zijn bijzonder scherp geschetst. Enkele historische figuren en gebeurtenissen (zoals de roemruchte ‘Temptress’ Alice de Janze en de moordaanslag op haar minnaar Lord Erroll) zijn door Riley slim verweven met de fictie, emoties en ontwikkeling van Cecily, wat heel aardig uitpakt. Gaandeweg ontfermt deze weldoener zich over een in de steek gelaten Masai-baby, die (natuurlijk) de grootmoeder van Electra blijkt te zijn. Deze Stella Jackson krijgt de kans om een opleiding in New York te volgen, alwaar ze niet alleen uitgroeit tot een succesvol advocate, maar ook een glansrol speelt in de burgenrechtenbeweging van de jaren zestig. Het is knap hoe Riley deze histories onderdeel van haar grotere verhaal over afkomst maakt.

Wat betreft de verhouding tussen de twee verhaallijnen vind ik het leven van Electra nogal schraal afsteken tegen de geschiedenis die Riley via Cecily vertelt. Ook lijkt ze halverwege de roman uitgedacht over het verhaal van de zus, terwijl de vele belevenissen en noodlottige liefdesgeschiedenis van Cecily en haar man Bill (die met zijn antikoloniale houding en liefde voor het landschap en de inwoners van Kenia, maar tegelijkertijd moeilijke karakter, tot een van de geslaagderde personages kan worden gerekend) tegen het einde nogal onverzorgd wordt afgeraffeld: de tragische dood van Cecily wordt haast terloops verteld in anderhalve bladzijde, terwijl we honderden pagina’s met haar hebben meegeleefd. Ook grootmoeder Stella is een personage met een innerlijk conflict: in haar ambitieuze carrièrestreven was geen plaats voor een opstandige tienerdochter, waardoor de moeder van Electra verviel in crackgebruik en prostitutie, waardoor de ongewenste baby in een weeshuis belandde en zo bij Pa Salt terechtkwam. Wat meer aandacht voor deze moeilijke omstandigheden had zeker ook niet misstaan in dit toch al lijvige verhaal.

Een citaat dat regelmatig terugkeert in dit boek, omdat Pa Salt het in een brief aan Electra schreef, is een bekend aforisme van de Deense filosoof Kierkegaard: ‘Het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, maar het moet voorwaarts worden geleefd.’ Het is een wijsheid die Riley dankbaar gebruikt om de verhaallijnen aan elkaar te knopen: hoe meer Electra weet over haar afkomst en het noodlot van haar familie, hoe meer ze zich inzet om anderen een beter lot te gunnen. Je kunt dit als een cliché bestempelen, en we hebben niet allemaal voorouders met een dergelijke turbulente geschiedenis, maar de gedachte dat we om het heden te begrijpen (en de toekomst vorm te geven) naar het verleden kunnen kijken spreekt deze lezer bijzonder aan. Dit is ook wat iemand als Yuval Noah Harari schrijft in zijn boeken over de mensheid, om maar eens een andere recente bestsellerauteur aan te halen.

Desalniettemin valt er genoeg aan te merken op dit eindeloos lang durende boek, zowel in literair, stilistisch als verhalend opzicht. Sommige dingen zijn onbeduidend maar ergerlijk, zoals dat elk deel opent met een weerplaatje dat van een donderwolk langzaam verandert in een regenboog en uiteindelijk een stralende zon, net zoals Electra’s emotionele buien dat doen. Ook staan er weinig zinnen in die ik zou nomineren voor de Tzum-prijs, maar de stijl is wel functioneel, ondanks de regelmatig overbodige bijvoeglijke naamwoorden. Irritanter is dat werkelijk alles expliciet wordt gemaakt: personages voelen niet alleen constant van alles, elke gebeurtenis maakt ook weer intense emoties los, die ze dan ook nog eens in kromme dialogen tegen anderen uiten. De lezer hoeft geen enkele moeite meer te doen: alles wordt keurig ingevuld en geduid. Voor weinig ervaren lezers zal dit mogelijk best aantrekkelijk zijn, maar lezers die van persoonlijke interpretaties houden, zullen zich vreselijk ergeren.

Ook worstelde ik gedurende het lezen met het veelvoud aan herhalende thema’s die worden uitgestort, zonder dat deze goed of origineel worden uitgewerkt. Alle personages hunkeren op de een of andere manier naar een (onbereikbare) geliefde, maar in weinig gevallen wordt die relatie of interesse erg overtuigend geschetst. Ook het gebruik van drank en drugs is zo’n heet hangijzer in dit boek waarvan vooral wordt gezegd dat het ongezond is, en dat klinieken en liefdadige organisaties je ervan kunnen bevrijden, maar waarom half Amerika verslaafd is aan stimulerende middelen laat Riley voor het gemak maar even buiten beschouwing. Ook het modellenwerk van Electra (en waarom zij zo mooi en gewild is), plus alle figuren die werken in die industrie worden op een vrij afstandelijke en clichématige wijze beschreven, terwijl daar best interessante psychologische analyses over het bewonderen van rijke idolen, de moderne mens en diens hang naar geld, materialisme en sociale status te maken zijn.

Soms raakt Riley aan iets interessants, zoals wanneer Electra een persoonlijke assistente krijgt die moslima is. Deze Miriam krijgt gevoelens voor haar lijfwacht: een oorlogsveteraan die in Afghanistan heeft gevochten. Voldoende brandstof voor een moeizame relatie en een verkenning van interculturele relaties, maar Riley laat deze Tommy een Koran aanschaffen en tot inzicht komen dat het net als de Bijbel best een mooi boek is, dus dat hij zich wellicht wel tot moslim wil bekeren om met zijn geliefde te kunnen zijn. Het is sympathiek van Riley dat ze alle religies te vriend houdt, maar zo werkt het volgens mij niet in de geloofspraktijk. Daarmee is dit zesde deel van De zeven zussen een boek dat alle kanten op schiet: soms met succes, vooral in de historische verhaallijn, vaker raakt het kant noch wal, en moet je echt een trouwe lezer zijn om de zoete koek te slikken die Riley met onverminderd enthousiasme serveert. Weliswaar ontstijgt dit boek de gemiddelde ‘literaire thriller’ (al is het zeker minder spannend) en boeketroman, zeker wat betreft de rijke thematiek en de ruime aandacht voor de niet-westerse historie, maar uiteindelijk leest het toch zelden als een pakkend verhaal.

Het meest opvallende aan dit boek staat op de laatste bladzijde, wanneer Lucinda Riley zoals dat gaat in haar nawoord eerst honderden mensen bedankt (waaronder het eigen redactie- en onderzoeksteam, plus iemand die haar scenariodictaten uittypt: het luxe leven van een bestsellerauteur!) en lezers oproept om trouw haar stichting te steunen die zich inzet voor scholen en voedselvoorziening in Afrika. Daarna steekt ze echter onverwachts de handen in eigen boezem, en levert ze een bijdrage aan de hedendaagse literaire (non)discussie dat het enigszins problematisch is om te schrijven over een cultuur of historie die niet de jouwe is.

Electra’s verhaal heeft me nederig en ontzet achtergelaten. Ik kreeg te maken met problemen waarvan ik wist dat ze bestaan, maar die in mijn leven veilig buiten beeld waren gebleven. Als romanschrijfster ben ik me ervan bewust dat ik als blanke Europese vrouw van Ierse afkomst in het voordeel ben bij uitgeverijen, waar de vele etnische stemmen ondervertegenwoordigd zijn. Ik verzoek uitgevers dringend hun auteursspectrum uit te bereiden, zodat ze het lezerspubliek meer verhalen kunnen bieden over de culturen die deze schrijvers vertegenwoordigen. In een wereld met een politiek klimaat dat gevaarlijk op het randje van een terugval naar de donkere tijden van vroeger balanceert, is dat nog nooit zo belangrijk geweest. Voorlopig kan ik alleen maar hopen dat ik Electra, en de verhalen van de mensen voor wie ze staat, recht heb gedaan.

Cynici zullen dit wellicht beschouwen als indekken of het schoonvegen van je eigen straatje, ook nog eens door iemand die niet op een paar verkochte exemplaren meer of minder hoeft te kijken, maar het besef van haar beperkte blik en de oproep voor meer diversiteit vind ik persoonlijk getuigen van klasse. Natuurlijk worden er veel betere boeken geschreven over de thema’s die Riley behandelt, maar die bereiken veel minder mensen. Laten we blij zijn dat deze boeken uitstekend verkopen en dat lezers er lering ende vermaeck aan overhouden.

Willem Goedhart

Lucinda Riley – De zeven zussen. Zon. Electra’s verhaal. Vertaald door Dieuwke van der Veen, Kees van Weele, Irene Goes en Anne Jongeling. Xander Uitgevers, Amsterdam. 732 blz. € 24,99.