Druppels op een gloeiende plaat

Je zou te midden van de coronacrisis en met een mogelijke economische crisis op komst bijna vergeten dat er ook nog een slepende klimaatcrisis sluimert met alle negatieve gevolgen voor de toekomst van dien. Optimisten filosoferen dat deze plotse stilstand van de wereld weleens het omslagpunt kan zijn die de groene politiek nodig heeft, pessimisten vermoeden dat de rat race als gevolg van de economische malaise alleen nog maar zal toenemen. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen, maar klimaatproblematiek gedijt helaas niet goed bij een gulden middenweg. Het boekje Nu het nog kan van Extinction Rebellion nl was vermoedelijk al naar de drukker toen corona om zich heen greep, maar ik ben benieuwd hoe/of zij deze crisis ten volle zullen benutten.

De politieke beweging Extinction Rebellion haalde afgelopen jaar al geregeld het nieuws met hun opvallende acties waarin de openbare orde op ludieke wijze verstoord wordt, zoals het blokkeren van specifieke instituten of wegen, het ‘doodvallen’ in winkelcentra en de ‘drenkelingen’ tijdens Koningsdag in de binnenstad van Amersfoort (aan Zee). Achter deze media-manifestaties gaat een brede actiegroep met radicale ideeën schuil, die in dit pamflet stuk voor stuk zijn uitgewerkt. Het resultaat is een boeiend en schrijnend, maar soms ook domweg ergerlijk geheel.

Eerst even over de groep Extinction Rebellion zelf: het is een internationale, sociale beweging die zich verzet tegen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Ze vrezen de instorting van ecosystemen en massa-extinctie van planten en soorten, waaronder de mens; vandaar de term “extinction”. Het ligt dus voor de hand om de aanhangers van ER als vergaande klimaatactivisten te bestempelen, maar hun ideologie reikt veel verder dan dat. Ze ageren tegen veel facetten van het huidige maatschappelijke en politieke systeem, waaronder het neoliberalisme, gebrek aan democratie en alle facetten van (sociale) ongelijkheid. Daarin schuilt hun kracht, maar paradoxaal genoeg ook hun zwakte (waarover zo dadelijk meer).

Deze brede reikwijdte komt naar voren in het overigens fraai vorm- en uitgegeven boekje, dat ondanks de geringe omvang van 200 pagina’s maar liefst uit 30 bijdragen bestaat. Een snelle rekensom leert dat de artikelen dus uit een pagina of 5-6 bestaan, wat grofweg neerkomt op de lengte van een (uitgebreid) opiniestuk van een dagblad of website. Voor mensen met een korte aandachtsboog is dat een zegen, maar het voorkomt dat deze teksten echt de diepte in gaan of een volledig en genuanceerd beeld schetsen van de uiteenlopende kwesties die behandeld worden. Daarnaast zit er ook nog eens de nodige herhaling in, omdat vrijwel elke auteur begint met een ‘het is vijf voor twaalf’-achtige inleiding, om uiteindelijk een grootse oproep tot actie te doen of een utopisch vergezicht te schetsen. In de middenstukken lezen we soms leerzame en verrijkende inzichten, maar vaak genoeg ook het bekende liedje.

De variëteit aan thema’s is groot: van klimaatvluchtelingen tot milieuvervuiling, van kolonialisme tot financiële ongelijkheid, van politiek polderen en burgeractivisme tot gedragsverandering en streven naar inclusiviteit, van arrestantenzorg tot het maken van spandoeken, van geld en de vrije markt tot een duurzame economie, en natuurlijk de moeizame energietransittie. Aardig is dat zowel wetenschappers, experts uit het bedrijfsleven als jonge klimaatactivisten, rebellen en sympathisanten aan het woord komen, al hebben die eersten doorgaans meer interessants te vertellen dan de laatsten.

Klimaatverandering en het terugdringen daarvan is tegelijkertijd een complexe en simpele kwestie. Het is duidelijk wat er kan gebeuren om de opwarming van de aarde zo veel mogelijk te beperken, en er liggen op papier al tijdenlang alternatieven klaar om onze energievoorziening, leefomgeving en productieprocessen drastisch te vergroenen en verduurzamen. Het lijkt dus vooral een kwestie van willen, en natuurlijk van geld, maar dat laatste is nu net het probleem. Vandaar dat er in dit pamflet opvallend veel stukken staan waarin de huidige economie en alle praktische en politieke uitwassen daarvan het moeten ontgelden. Economische groei is het nieuwe taboe, zelfverrijking een doodzonde en de gigantisch scheve verdeling van welvaart de kern van het klimaatprobleem. Sommige bijdragen hierover zijn interessant, goed onderbouwd en prikkelend om te lezen, maar een echte oplossing of praktisch alternatief voor het neoliberale kapitalisme zit er jammer genoeg niet tussen.

Hoewel er in veel bijdragen met een bestraffende vinger wordt gewezen naar bedrijven en politici die de groene transitie steevast belemmeren, mis ik een beetje de rol en verantwoordelijkheid van de burger. Deze is in staat om de politiek dusdanig te beïnvloeden dat duurzaamheid hoger op de agenda komt, maar kiest toch dikwijls voor andere belangen. Belangrijker nog is dat de meesten van ons nog altijd gelukkig worden van goedkoop voedsel, nieuwe elektronica of verre vakanties, zodat bedrijven die vervuilen op volle toeren kunnen blijven draaien. De mentaliteitsverandering die ervoor nodig is om dit idee te veranderen is een flinke, en ik zie niet in hoe die wereldwijd op grote schaal wortel zal schieten. Daar komt nog bij dat het korte-termijndenken voor sommigen simpelweg een kwestie van overleven is: de klimaatcrisis is minder urgent dan elke avond een maaltijd op tafel zien te krijgen of je huur kunnen betalen. Wat dat betreft lijken de bijdragen over het herverdelen van de wereldwijde welvaart het meest effectief, maar vooralsnog kiezen mensen liever voor eigen gewin, zeker wanneer ze uit een situatie komen waarin ze weinig keus hebben. Voor dit soort complexe mechanismen biedt dit boekje helaas geen veranderingen.

Een andere filosofie die de zaak bemoeilijkt is dat veel leden van Extinction Rebellion niet alleen de klimaatcrisis te lijf willen gaan, maar ook allerlei andere misstanden in de maatschappij. In haar bijdrage over ‘een regeneratieve cultuur’ schrijft Fleur Zantvoort:

De obsessie met winst en economische groei van dit kapitalistische systeem drijft ons tot op de rand van de afgrond. Voor Extinction Rebellion betekent dit dat we ons moeten verzetten tegen koloniale en patriarchale machtsstructuren die mensen bestempelen als ‘meer’ of ‘minder’ op basis van ras, gender, nationaliteit, seksualiteit, inkomen en validiteit. Want door op die manier bepaalde mensen minder belangrijk te maken dan anderen, wordt bijvoorbeeld de opoffering gerechtvaardigd van levens en ecosystemen in de meerderheidswereld.

Hoewel ik persoonlijk een groot voorstander ben van verzet tegen al deze machtsstructuren, zal dat niet gelden voor het overgrote deel van de mensheid op de spreekwoordelijke apenrots. Het unieke van de klimaatproblematiek is dat het werkelijk iedereen raakt: als de zeespiegel stijgt zal er uiteindelijk niemand droge voeten houden op onze apenrots, al worden de mensen in lagere posities er helaas eerder en harder door geraakt. Het lijkt me daarom beter om onze individuele verschillen even te negeren en samen dit probleem aan te pakken, in plaats van een sociologische verandering op gang te willen brengen waar, als we de geschiedenis mogen geloven, vele eeuwen voor nodig zijn, want die tijd hebben we niet. De klimaatcrisis overwinnen vraagt om ook harde en pijnlijke keuzes, in plaats van verleidelijke dromen over inclusiviteit en utopische vergezichten.

Het laatste deel van het boekje, ‘Laat burgers beslissen’, biedt een aantal artikelen dat niet alleen de geest prikkelt, maar ook daadwerkelijk praktische handvatten bevat. Na een komisch stukje van Tim Fransen over zijn halfslachtige bijdrage aan een protest van Extinction Rebellion, schrijft Marjan Minnesma, directeur van Stichting Urgenda, over hoe we naar honderd procent duurzame energie kunnen in Nederland. Het feit dat de Nederlandse overheid deze maatregelen niet alleen negeert, maar zelfs via de rechter probeert te voorkomen dat het vonnis over de niet-gehaalde CO2-uitstoot consequenties heeft, is schrijnend om te lezen en maakt duidelijk hoe machteloos de burger kan zijn in deze mondiale crisis. Jelmer Mommers van De Correspondent sluit hierbij aan en laat zien dat het Nederlandse poldermodel hier juist averechts werkt: door eindeloos te praten en prioriteiten te verleggen gebeurt er veel te weinig, waardoor Nederland bijzonder laag scoort op duurzaamheidsranglijsten, wat voor een welvarend en technologisch vooruitstrevend land een onwaarschijnlijk trieste en pijnlijke constatering is.

Een mogelijk alternatief hiervoor schuilt in de bijdragen van superster-biograaf Eva Rovers en vooral schrijver David van Reybrouck, die beiden pleiten voor vergaande burgerparticipatie in het nemen van besluiten als oplossing voor de klimaatproblematiek. In heel Europa zijn er al diverse succesvolle voorbeelden van willekeurig gekozen burgerraden, waarvan de leden geen politieke partij vertegenwoordigen of herkozen moeten worden, waardoor ze op basis van informatie door experts, persoonlijke waarden en gezond verstand, afgewogen keuzes maken, die dan vaak veel verder strekken dan zelfs de groenste politieke partijen in hun programma’s voorstellen. Het biedt hoop op de bereidheid van de burger om wel concessies te doen, waar de politiek liever wegkijkt om geen kiezers te verliezen. Vooralsnog wordt hier in Nederland echter nog weinig mee gedaan.

Uiteindelijk rijst bij mij vooral de vraag voor wie dit sympathieke pamflet bedoeld is. Mensen die zich bovengemiddeld interesseren voor deze problematiek zullen er weinig nieuws in lezen, en het deel van de mensheid dat sceptisch staat tegenover klimaatverandering zal dit boekje links laten liggen in de boekhandel, voor zover daar überhaupt al een voet binnen wordt gezet. De stukken zijn vast naar allerlei politici gestuurd, maar ook daar leert de praktijk helaas dat opportunisme voor lange-termijnpolitiek gaat, getuige ook de recente vorming van het college in Noord-Brabant met Forum voor Democratie en de versoepeling van de stikstofmaatregelen aldaar. Ik vrees dat er over tien jaar nog steeds gekissebist wordt over welke acties er ondernomen moeten worden, en dat er op den duur een moment aanbreekt waarop het niet meer kan, hoe spijtig dit ook zal zijn.

Voor het realiseren van alle mooie idealen, maatregelen en vergezichten in de dertig artikelen is een economische, politieke en sociale verandering nodig in de trant van de Franse Revolutie, en die is ook niet begonnen met een sympathiek boekje. Die rebellen hadden heel andere methodes.

Willem Goedhart

Eva Rovers (redactie) – Nu het nog kan. Extinction Rebellion nl. De Bezige Bij, Amsterdam. 192 blz. € 10.