Een nieuwe bewerking van de Rubaiyat

Er zijn veel vertalingen van de Rubaiyat van Omar Khayyam. Ik heb er een van 1960, uitgegeven door de Wereld-Bibliotheek-Vereniging, vertaald naar het Engels van Edw. FitzGerald, door en met mooie illustraties van Joh. Weiland. Het boekje was een najaarspremie voor de leden. Het voorwoord is van F.P. Huygens. Ik kreeg het in 1982 van een vriendin. In 1963 kocht ik een uitgave van C.P.J. van der Peet. Die is van 1955; metrisch vertaald door J.A.Vooren, met een inleiding van L.Th. Lehmann.

Die nooit de snoeren des gebeds heeft omgebonden,
noch veegde van ’t gelaat het stof der zonde,
heeft immertijds zijn hoop op Uw gena gesteld,
want hij heeft de Ene nimmer Twee bevonden.

De jambische versmaat èn het eindrijm zal heel wat gepuzzel hebben gevraagd. In een nieuwe vertaling is dit kwatrijn zó weergegeven:

Iedereen weet
dat ik nooit gebeden murmelde.
Iedereen weet ook, dat ik nooit
geprobeerd heb m’n fouten
te verbergen. Ik weet niet of er
een hogere rechter bestaat en
een hogere barmhartigheid,
maar ben toch vol vertrouwen,
want ik was altijd mezelf.

Is dit wel hetzelfde kwatrijn? De nieuwe vertaling of beter bewerking is van Hans van Rossum. Hij maakte gebruik van de vertaling uit het Perzisch in het Frans van Franz Toussaint. Hij meent dat Toussaints vertaling op eenzame hoogte staat. Het stevig bonden boekje is uitgegeven door Cees Duine, te Gierhoorn. Dick Ronner verzorgde de vormgeving. Bij nr. 17 van Van Rossum ben ik wel zeker van de overeenkomst. Eerst de metrische vertaling van Vooren:

Khayyam die wijsheids tenten heeft gesteld,
hij zuchtte onder moeite en geweld.
Het Noodlot heeft zijn touwen doorgesneden
en voor een lied werd hij ten toon gesteld.

Dan Van Rossum:

Khayyam, jij die de tenten
van de wijsheid aan elkaar naaide,
jij die verteerd werd door smart en die
tot as zal vergaan: een engel heeft
de lijnen van je tenten doorgesneden
en de dood verkocht jouw roem al
voor een liedje.

Het verschil is groot. Is het een kwestie van smaak welke vertaling je kiest? Hou je van metrum en eindrijm of stel je prijs op een eenvoudige zegging?

Dat de nummering van de kwatrijnen in de verschillende uitgaven niet overeenkomt, is niet zo vreemd als je weet dat in de loop van de tijd vele verschillende edities zijn verschenen vanaf 1460 te Shiraz en in 1859 in Londen, en vele daarna. Het aantal kwatrijnen dat aan Omar Khayyam wordt toegeschreven, varieert van vierentwintig tot meer dan duizend. Het boekje van FitzGerald bevatte vijfenzeventig kwatrijnen. Het verscheen in een oplage van tweehonderdvijftig, waarvan een groot restant terecht kwam in boekenstalletjes voor de prijs van één penny. FitzGerald noemde zijn ‘vertaling’ liever een bewerking en dat geldt ook voor Van Rossum.

Wat Weiland heeft gedaan is zo getrouw mogelijk proberen recht te doen aan het origineel, in navolging van Fitzgerald. Zo is de derde regel van het kwatrijn ( = ruba’i) de zogenaamde ‘robijn in het glas’.

Als men dan even naar hem horen wilde
sprak één wiens vorm van andere verschilde:
Ik zeg u, lach niet om mijn kreupele stand,
misschien dat ’s Makers handen om mij trilden.

Bij Vooren luidt dit kwatrijn:

Geen antwoord kwam. Toen na een wijle zei
een kroes van ongewone makelij:
‘Ik ben een dom gedrocht dat zij belachen-
Beefde de hand van die mismaakte mij?’

Veel kwatrijnen gaan over het drinken van wijn, enkele gaan over potten bakken. Van Rossum heeft een voorkeur voor ‘wijze’, relativerende of cynische verzen:

Deze grote wereld: een korrel stof.
Alle kennis van de mens: woorden.
De volkeren, de dieren en de bloemen
van de zeven continenten: schaduwen.
Het resultaat van je meditaties: niets.

Het kwatrijn dat hier nog het meest op leek bij Vooren gaat zo:

O dwaze, deze aarden bal is niets –
de bonte sluier van ’t heelal is niets.
’t Verblijf in deze stiel van dood en leven:
een ademtocht – wat is dat meer dan niets?

Van Rossum besteedt ook veel aandacht aan de liefde en haar teleurstellingen:

Waarom zoveel zachtheid,
zoveel tederheid, bij het begin
van onze liefde, waarom zoveel
liefkozingen en zoveel lust daarna?
En nu lijkt jouw enige vreugde
nog te zijn om mijn hart
te verscheuren. Waarom?

De bloemlezing van Van Rossum is aantrekkelijk door de keuze en de heldere taal.

Remco Ekkers

Omar Khayyam – Rubaiyat. Bewerkt door Hans van Rossum. Cees Duine, Gietoorn. 148 blz.