Wonderlijke schatkamer van de Nederlandse liedhistorie

Toen ik het Songbook van Ruud de Wild – Reis door de geschiedenis van het Nederlandse lied doorbladerde had ik geen idee wat ik ervan moest verwachten. Ik ken De Wild als succesvol dj op de radio, naar wiens middagprogramma’s ik in mijn jongere jaren graag luisterde, maar heb daar nooit de indruk door gekregen dat hij een voorliefde voor Nederlandstalige muziek koestert, laat staan dat hij boeken schrijft over dergelijke onderwerpen. De inleiding van het boek biedt echter enige helderheid: De Wild is naast presentator ook beeldend kunstenaar, hij maakt grote werken met daarop uitgeschreven songteksten – waar ik verder mijn mening niet over zal geven – en in die hoedanigheid volgde hij een cursus over typografie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij boekhistoricus Garrelt Verhoeven ontmoette. Dit leidde uiteindelijk via enkele omwegen tot een (uitgestelde) expositie in het Huis van het Boek te Den Haag over Nederlandse liedboeken, waarvoor De Wild zowel kunstinstallaties maakte als een bijdrage leverde aan de begeleidende ‘catalogus’, waarvoor Verhoeven en zijn collega Martine de Bruin van het Meertens Instituut de historische bijdragen verzorgde. Het resultaat is geslaagder dan je op voorhand zou verwachten.

Het Nederlandse lied kent een rijke historie die helemaal terugvoert naar de dertiende eeuw, waar de roemruchte begijn Hadewijch haar mystieke gezangen componeerde (die overigens door het muzikale gezelschap Camerata Trajectina zijn uitgevoerd en te beluisteren op YouTube). In de eeuwen erna transformeerden de kerkliederen, psalmen en liedteksten over persoonlijke devotie langzaam maar zeker naar steeds ‘volksere’ varianten in heel uiteenlopende genres en vormen. De auteurs hebben deze complexe geschiedenis in tweehonderd pagina’s bijzonder helder en amusant beschreven.

De opzet van het boek is thematisch, waardoor we steeds over een bepaald type liederen lezen en de ontwikkeling daarvan door de eeuwen heen. Er wordt steeds aangevangen met een redelijk recent en bekend lied, waardoor de koppeling met de vele voorgangers mooi benadrukt wordt. Het levert een rijk palet aan genres en thema’s op: liefdesliederen, religieuze gezangen, vrolijke feest- en carnavalskrakers, kinder- en sinterklaasliedjes, volkszangen, strijd- en oranjeliederen (waaronder natuurlijk het Wilhelmus), vermakelijke seks-, satire- en spotsongs, tot de vele liederen uit het theater, cabaret en het onverwoestbare levenslied, helemaal tot aan de populaire nederpop en -hiphop anno nu.

Het boek bevat talloze interessante anekdotes, oorzaken en voorbeelden van hoe en waarom een lied geschreven en vooral populair werd, want om het vandaag de dag nog te kunnen herleiden, moet het op z’n minst eenmalig gedrukt zijn in een uitgave die zich in de nationale collecties of archieven bevindt. Hoewel het ongetwijfeld speuren naar naalden in hooibergen betrof en de auteurs soms ook de herkomst van een lied niet konden herleiden, is het lovenswaardig hoeveel ze wél hebben gevonden en vastgesteld, mede dankzij het pionierswerk van collega’s. Er ligt echter nog een schat aan te bestuderen materiaal in de archieven van universiteiten en instituten.

De verschillende delen van het boek beschrijven dus elk de ontwikkeling van liederen binnen een bepaald genre, waardoor het risico van herhaling of monotone teksten op de loer ligt. De auteurs hebben hier behendig een stokje voor gestoken door veel met aparte kaders te werken, waarop een lied, auteur, uitgave of gebruik nader wordt toegelicht. Deze mooie voorbeelden maken het onderwerp niet alleen vele malen inzichtelijker en meer concreet; het biedt ook de kans om kleine onderdelen als vergeten liedjes of gebruiken uit te vergroten en zo het beknopte relaas van meer glans te voorzien.

Daar komt nog bij dat het hele boek zeer fraai en kleurrijk is vormgegeven, met behoorlijk veel foto’s van liedbladeren, boekjes, bladmuziek en bijpassende illustraties. Het is daarom alleen al de moeite waard om er vluchtig doorheen te bladeren en te blijven hangen bij de (on)bekende liedjes die je aanspreken. Deze zijn dan vaak weer te beluisteren in de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, wat een welkome aanvulling op de platte tekst is. Naast de liederen zelf is het ook boeiend om te zien hoe de uitgaves door de eeuwen heen veranderen en op welke manieren ze aan de man worden gebracht, waar het fotomateriaal succesvol aan bijdraagt. Daarmee is dit boek zowel een prettige kennismaking als rijke ontdekkingsreis door het Nederlandse lied, maar dient het ook als handig naslagwerk of informatieve bron over literaire en muzikale thema’s in de vaderlandse historie waar het de populaire cultuur betreft.

Je zou inmiddels bijna vergeten dat we hier te maken hebben met het Songbook van Ruud de Wild, maar al lezend word je regelmatig aan de dj herinnerd. Zo heeft hij aan het eind van elk hoofdstuk zijn persoonlijke top 10 van liedjes samengesteld die hij voorziet van een toelichting. Vaak zijn dit de ‘usual suspects’ die al eerder in het hoofdstuk besproken zijn, al dan niet voorzien van een persoonlijke noot. Soms leidt dat tot komische terzijdes, zoals wanneer De Wild bij ‘Ach Amaryllis’ van P.C. Hooft opmerkt: ‘Mijn turbulente liefdesleven haalt het niet bij dat van Hooft!’ Hij toont zich verder een liefhebber van moderne bewerkingen van klassieke liederen, en let bij zijn keuze ook op de grafische vormgeving van het overgeleverde lied, wat toch een opmerkelijk criterium is. De overige bijdragen van De Wild vind ik wat minder geslaagd: niet alleen ‘schildert’ en ontwerpt hij steevast de lettertypes en achtergrond voor de titelpagina’s van elk hoofdstuk, het boek staat ook vol foto’s waarop De Wild quasi geïnteresseerd of lachend met zijn mede-auteurs enkele archieven bezoekt en de liedboekjes aldaar bekijkt. Dit soort beelden zijn best leuk voor bij de presentatie of ter illustratie van een voor- of nawoord, maar vallen in de tekst nogal uit de toon.

Het blijft een dilemma, waar taalkundige Marc van Oostendorp een duidelijke mening over heeft, maar waar ik zelf niet direct een antwoord op heb: enerzijds vind ik het lovenswaardig dat een bekendere Nederlander zijn naam verbindt aan een dergelijk ‘stoffig’ project en er zelfs een eigen bijdrage aan levert die verdergaat dan het schrijven van een kort, nietszeggend voorwoord, maar anderzijds voelt het toch alsof de BN’er wat te veel in de schijnwerpers wordt gezet. Commercieel gezien is het natuurlijk een verstandige keuze, en het zou ook leuk zijn als De Wild in zijn populaire radioprogramma of een nieuwe podcast aandacht zou besteden aan de historische Nederlandse liedcultuur, maar de kracht van dit boek schuilt toch echt in het monnikenwerk van Verhoeven, De Bruin en hun geleerde collega’s, die uit een gigantische database een overzichtelijk, vermakelijk en zeer leesbaar boek hebben gesmeed, dat ook nog eens schitterend is vormgegeven.

Willem Goedhart

Martine de Bruin, Garrelt Verhoeven en Ruud de Wild – Songbook van Ruud de Wild. Reis door de geschiedenis van het Nederlandse lied. Walburg Pers, Zutphen. 192 blz. € 19,99.