Obsessieve tobber

De jaren tachtig. Daar hadden we het nog niet over gehad. Tenminste niet op een manier zoals we het zo vaak over de jaren zestig hebben. Toch zijn de decennia na zestig zeker niet minder revolutionair, misschien wel meer, omdat de nagestreefde ‘nieuwe mens’ van de sixties pas toen echt zichtbaar werd. En dat bleek nogal eens geen fraai gezicht, weten we nu. In Hanesteen, de debuutroman van Michael Elias, zien we hoe de beginnende dertiger Chiel Hanesteen in die jaren worstelt met de wereld en zichzelf. Hij is door onopgehelderde oorzaken tot een obsessieve tobber geworden, die zichzelf een ongeluk zoekt naar het lek in zijn leven.

We treffen Chiel Hanesteen meteen op de eerste bladzijden in psychiatrisch ziekenhuis Duinoord, dat twee secties omvat: Noorderslag I, een gesloten afdeling en Noorderslag II, waar het ‘vrij wandelen’ is. Chiel zit in de eerste, waar de nieuwkomers zich vooral zitten te verbazen over het feit dát ze daar terecht gekomen zijn. Ook zijn ouders begrijpen er, zoals het hoort, niets van: we waren toch zo’n enig gezin, we maakten grapjes, deden graag raar en voelden ons revolutionair vergeleken met de kleinburgerlijke anderen. De jaren zeventig en tachtig kenden meer van zulke families, die het contact met de realiteit soms een beetje kwijt waren.

Maar waar de ene mens zich soepel aanpast aan steeds wijzigende omstandigheden en in die tijd juist blij en opgelucht is omdat de starre en verstikkende grijsheid van voorliggende decennia opgeruimd wordt, zitten anderen te worstelen met zichzelf. Zo ook Chiel, die lange tijd krampachtig opgewekt meebeweegt (‘Chiel zette zijn bekende gezicht op waarmee je alle kanten uit kon’), maar zich diep van binnen afvraagt of hij alle nieuwlichterij eigenlijk wel zo aantrekkelijk vindt.

Michael Elias laat vooral die schizofrene kijk op het leven sterk uitkomen, als hij Chiel volgt op zijn reis door de paviljoens en daarbuiten. We horen van zijn al even ‘gespleten’ denkende ouders, die naar buiten toe de progressiviteit bejubelen, maar op bepaalde terreinen – het duurzame huwelijk bijvoorbeeld – juist sterk vasthoudend zijn aan traditie en klassieke waarden. Vader zat in concentratiekamp Buchenwald en blijft daar graag op terugkomen, moeder wil tot in het extreme dienen, terwijl zus Barbara de rebelse nieuwe tijd vertegenwoordigt. Alle gezinsleden hebben zo hun uitgesproken overtuigingen, maar Chiel draait door, weet niet meer wie of wat hij moet geloven of nastreven.

Hanesteen is van voor tot achter een met grote kennis van zaken opgetekend verslag van Chiels confrontatie met de in die jaren snel veranderende wereld, toen het maakbaarheidsgeloof sterk opkwam, compleet met ridicule opvattingen en maffe therapieën. In Noorderslag I ontmoet babyboomer Chiel uiteenlopende tijdgenoten, die zich evenmin raad weten met zichzelf, met partners of familie, zonder de alwetende oude kerk en de vroegere hiërarchische verhoudingen. Spookt Buchenwald door in Chiels leven, moet hij zich rigoureus van alle bedillerige moederzorg ontdoen, moet hij vriendin Evy de ruimte laten om vrij in het rond te neuken, helpt een leren jasje bij het veroveren van een nieuwe vriendin of dient hij juist weer ter kerke te gaan en zijn jeugdovertuigingen opnieuw te omhelzen? De psychiaters van dienst roepen hem vanaf de zijlijn ontspannen toe, zonder dat hij de indruk krijgt er echt iets mee op te schieten. Ook in zijn eigen tijd gaat het prakkiseren door:

‘Afgoden lopen zij na,’ schreeuwde hij druk gesticulerend op een ochtend onder de douche, ‘Met hun gezever over een voordelige hypotheek bij een foute bank, hun plichtmatige adoratie voor een taboedoorbrekend boek, hun angstvallig zoeken naar een winkel waar ze een non-conformistisch overhemd met madeliefjes kunnen aanschaffen.’

Door steeds dicht op de huid van Chiel te blijven, zich de hele roman door van een prettig ritme te bedienen en bovendien het geheel te doorspekken met trefzekere humoristische terzijdes, lukt het Elias bijzonder goed de honderden bladzijden dikke roman intrigerend te houden. Elias is een late debutant, die zijn klassieken kent, waardoor je wel eens aan Kafka, Mann, Brouwers of Reve moet denken, als Chiel met zijn betrekkingswaan weer eens verward raakt van zo veel tegenstrijdige denkrichtingen en gezichtspunten. Waar andere bewoners van Noorderslag zich graag inspannen om verder te komen, in de eerste plaats te promoveren naar paviljoen II, waar de individuele vrijheid groter is en er zicht komt op een leven buiten de inrichting, lijkt Chiel zich lange tijd te wentelen in de comfortabele geborgenheid van het ziekenhuisbestaan, waar alles vastligt en de noodzaak tot zelf ingrijpen beperkt blijft.

Naar het eind toe lijkt het er steeds meer op dat Chiel geslachtofferd is door zijn vaak redeloze tijd (‘Ik word verteerd door jaloezie, hoogmoed, hebzucht, vraatzucht, woede, wellust en lusteloosheid’). Wat voor hem ooit van grote waarde was, is maatschappelijk verworpen geraakt, terwijl het juist zijn ankers waren. Niet in de laatste plaats gaat het dan om iets dat je spirituele of zelfs religieuze waarden kunt noemen. Of de therapieën die hem op Noorderslag aangeboden worden behulpzaam zijn hier iets aan te doen, staat te bezien, maar het lek komt ten langen leste boven.

André Keikes

Michael Elias – Hanesteen. Brooklyn, Leiden. 398 blz. € 22,50.