Kleurrijke lappendeken en sepiakleurige foto tegelijk

Uitgeverij Vleugels brengt met grote regelmaat interessante heruitgaven op de markt van vergeten of weggedreven pareltjes uit de Franse literatuur. Frankrijk zou er trots op mogen zijn. Is er daar een vergelijkbare uitgeverij met een Nederlandse reeks?

Hôtel du Nord van Eugène Dabit is een kleurrijke lappendeken van de levens van hotelbewoners aan het begin van de 20e eeuw in een eenvoudig Parijs hotel. Op de eerste bladzijde trekt de schrijver met een prachtige scène de lezer gelijk het verhaal in. De tijd, de plek en de handeling worden in korte, treffende zinnen beschreven. Het echtpaar Lecouvreur besluit een hotel over te nemen in het Noorden van Parijs. Ze zijn onbekend met het uitbaten van een hotel, maar laten zich gemakkelijk overtuigen door de makelaar, de huidige hoteleigenaren en hun eigen drang naar verandering. Je vraagt je af of ze er verstandig aan doen. Er hangt iets in de lucht, het zou wel eens helemaal mis kunnen gaan. Maar dat was wellicht mijn eigen angst voor zo’n ingrijpende beslissing, want het stel weet zich staande te houden en bekommert zich binnen de kortste keren vol overgave om de zestig bewoners.

Per hoofdstuk komt een hotelgast aan bod, zoals het kamermeisje, een toneelspeler met zijn gezin, de twee ongetrouwde zussen. Alsof je als lezer door de gangen loopt en af en toe willekeurig een kamer opendoet, zo krijg je een inkijkje in het wel en wee van de bewoners. Soms meer wee dan wel. Zoals de kleine Paul Chardonnereau die met zijn ouders en broer twee kamers bewoont. Hij slaapt bij zijn ouders in de grootste kamer van het hotel, 5 bij 4 meter. Vader is vrachtrijder (nog met paard en wagen) bij buurman Latouche, zoals wel meer van de mannelijke hotelgasten. De elfjarige Paul krijgt allerlei klusjes, hij moet boodschappen doen, afwassen, tafeldekken en wijn inschenken voor zijn vader. Niemand geeft hem echt aandacht, maar toch lijkt hij niet ongelukkig. ‘Paul houdt van de kleur van het behang op de muren en het raam dat uitziet op de kade.’ Als zijn moeder aan het eind van de dag als laatste binnenkomt, snauwt ze haar zoontje toe: ‘Is het eten klaar, Paul.’

Veel tijd om echt met hem te doen te hebben, krijg je niet, want dan is er al weer de volgende bewoner die naar voren geschoven wordt. Het kan ook een passant zijn die voor korte tijd een kamer zoekt. Het Frans filmgenre comédie dramatique dekt de lading. De stijl is luchtig, nuchter, zonder te diep in te gaan op de werkelijke tragiek. Zo is het leven, meer kan Dabit en niet van maken. Een beetje zoals Villa des Roses van Willem Elsschot. Ook daar gaat het om figuren in de marge die er het beste van proberen te maken. En soms is dat iets heel moois, zoals met Raoul Farges, een toneelspeler die maanden achterloopt met zijn huur en een kans ziet om zijn talenten in te zetten bij het straatfeest op 14 juli. Het wordt een daverend succes en hij vereffent zijn schuld door de enorme omzet die hoteleigenaar Lecouvreur binnenhaalt.

Subtiel tekent Dabit een prachtige sfeer, de karig ingerichte kamers, de armoedige levens met steeds weer identieke dagen, het rokerige café waar ’s avonds een spelletje kaart gespeeld wordt en meer dan één glaasje genuttigd. De onderlinge verbondenheid, de roddels en afgunst die vanzelf ontstaan als je mensen bij elkaar in één huis stopt. In 1938 is het boek verfilmd, al geeft de vertaalster Mirjam de Veth in het nawoord aan dat het boek beter is.

Er is geen plot. Een groepsportret van ‘les petits gens’ uit de jaren twintig. Een sepiakleurige foto van een tijd die voorbij is.

Maar ook nu nog zou het uitermate geschikt zijn voor een serie op het scherm, de korte anekdotische verhaaltjes die door de locatie en enkele steeds terugkerende personages met elkaar verbonden zijn. Grappig, tragisch, herkenbaar. Het is tijdloos, want mensen gaan niet heel anders met elkaar om, en tegelijk een prachtig tijdsdocument van honderd jaar geleden.

Arjen van Meijgaard

Eugène Dabit – Hôtel du Nord. Vertaald door Mirjam de Veth. Vleugels, Bleiswijk. 152 blz. € 23,95.