‘Niemand mag weggaan’

‘Een einde is altijd een gedwongen einde’, zegt Frederika in De kinderplaneet de nieuwe roman van Riika Pulkkinen, en ‘Scheiden is een kwestie van sluiten en je terugtrekken’. Dat klinkt eenvoudig, maar de breuk tussen Frederika en partner Henrik is allerminst een formaliteit. Pulkkinen volgt Frederika tijdens en na de relatie met de man van wie ze een jonge dochter heeft en die ze ondanks alles een goed mens vindt. ‘Hij houdt nog steeds rekening met mij.’

Het einde van een relatie is geen natuurverschijnsel, maar dat wil nog niet zeggen dat je er gemakkelijk de vinger achter krijgt waar het mis is gegaan. Er speelt zo veel in een mensenleven en alles verhoudt zich tot elkaar. Zo lang het duurt. Al snel verschuiven de onderdelen en kijk je weer anders naar de mensen met wie je omgaat en dus ook naar degene(n) van wie je houdt. Het zijn de dilemma’s waar Riika Pulkkinen, gevierd Fins auteur van romans als De grens (2009), Vreemdeling (2013) en De beste van alle mogelijke werelden (2017) haar protagonist strijd mee laat leveren.

Natuurlijk zijn er de voor de hand liggende redenen om uit elkaar te gaan; talrijke, eindeloze ruzies en weggevallen aandacht voor elkaar, maar er speelt vaak zo veel meer. Met name aan het slot van deze roman legt Pulkkinen duidelijk een verbinding met feministische vraagstukken over individuele identiteit en onderlinge autoriteit. Ergens zegt Frederika tegen een mannelijke collega dat Henrik en zij uit elkaar zijn ‘omdat Henrik zich nooit aan mijn autoriteit wenste te onderwerpen, en omdat ikzelf nooit in staat was hem een positie van autoriteit te gunnen’. Om er aan toe te voegen dat de positie van heerser dus permanent vrij was. Dat vroeg zo veel energie dat de partners het gewoon makkelijker vonden om het maar op te geven, ‘uiteindelijk hadden we gewoon de puf niet meer’.

Frederika had waarschijnlijk ook wel een achterstand in hun onderlinge woordenstrijd, want Pulkkinen koos ervoor van Henrik een succesvol acteur te maken en die weten nu eenmaal precies hoe ze zich op moeten stellen om een bepaalde indruk te maken. Frederika is zich daar ook voortdurend van bewust. Na het scheidingsbesluit troffen ze elkaar nog geregeld:

Het hele voorjaar ben ik een monster geweest thuis. Ik heb Henrik bestraft voor alles wat hij wel en niet heeft gedaan, en wel zo lang dat onze rollen noodgedwongen omgedraaid moesten worden, en nu mag hij mij met alle middelen straffen, bijvoorbeeld door op een regenachtige donderdag zwijgend in restaurant Rosso te zitten en geen eten te bestellen en door zo naadloos de scheidende man te spelen dat hij een scheidings-Oscar op een scheidingsgala verdient.

Frederika en Henrik waren niet getrouwd, maar hadden samen een dochter en een woning. Vanaf de verkoop van de woning ervaart Frederika het definitieve van de scheiding, maar een kleuter, die ook nog sterk op de vader lijkt, is natuurlijk wat anders dan een huis. Juist door de kordate stellingnames van het dochtertje, dat soms bij de een, soms bij de ander verblijft, maar ze het liefst toch bij elkaar ziet en de omstandigheden soms zo weet te manipuleren dat ze weer even tot elkaar veroordeeld zijn (‘Ik ga koken, ik ga koken, niemand mag weggaan’) blijft er een vorm van verstandhouding bestaan, die zelfs weer tot nieuwe ontwikkeling komt.

Door de verwikkelingen afwisselend in de eerste en derde persoon te laten plaatsvinden, krijg je als lezer de kans je even gemakkelijk in Frederika’s situatie te verplaatsen, als om haar van afstand waar te nemen naast ex-man, dochtertje, zussen, collega’s en passanten in Helsinki. Dat is een sterke vorm voor een boek dat zo bewust speelt met de twijfels die horen bij het mens-zijn, hier in het bijzonder het vrouw- en moeder-zijn. Door een parallel verhaal toe te voegen over de psychose van Frederika’s zus Julia, versterkt Pulkkinen bovendien doeltreffend het effect dat draait om onze existentiële vragen over normaal of gestoord zijn, geslaagd of mislukt zijn en eveneens over ‘groot’ of ‘kind’ zijn.

Al die twijfels hebben onmiskenbaar ook een generatie-component, verbonden met westerse welvaart. In onze zo rijke en overbewuste tijd kunnen we al snel diep gekwetst zijn en daar grote gevolgen aan verbinden. Ga een paar generaties terug en de mensen zouden niets begrijpen van wat Frederika en Henrik tot hun scheiding brengt. Maar we leven dan ook niet meer in die tijdperiodes, we verhouden ons nu anders tot elkaar.

De kinderplaneet, opgebouwd langs de lijnen van de seizoenen, is niet alleen een knap, filosofisch getint, tastend boek over wat we van waarde moeten vinden in relaties en hoe we ons (niet) kunnen wapenen tegen het verval, het is ook mooi in balans. Niemand in deze roman eist in grote woorden de waarheid op, het alleenrecht van spreken. Dat veel hoofdstukken het identieke kopje ‘De geschiedenis van de angst’ dragen, geeft wel aan hoezeer de individuele mens niet veel anders kan doen dan ‘wat proberen’, daarbij maar heel beperkt gesteund door van ouderen geleerde vaardigheden en nogal eens aanvechtbare maatschappelijke mores. We zijn en blijven kinderen, klein of groot, vechtend tegen de demonen.

André Keikes

Riika Pulkkinen – De kinderplaneet. Vertaald door Annemarie Raas, Arbeiderspers, Amsterdam. 364 blz. € 20,99.