Nieuwsgierig tot het eind

Wie ziek is in de westerse wereld moet zijn verhaal kwijt op televisie. Dan kan iedereen meevoelen en meelijden. De kijker, gelouterd door het leed, kan weer verder. De hoofdpersoon in Brieven aan de nacht krijgt te horen dat hij aan aids lijdt. Hij besluit op reis te gaan naar Italië: over zijn ziektegeschiedenis krijgt de lezer dan weinig meer te horen.

Een beetje aids-roman beschrijft het lijden, het onbegrip, de worsteling met de ziekte, de moeizame erkenning ervan en de verstoting uit familie en maatschappij. De Australische schrijver Robert Dessaix doet dit allemaal niet. De ik-figuur uit zijn roman schrijft lange brieven uit Venetië waarin hij vertelt over de gebeurtenissen tijdens zijn reis en de verhalen die hij van anderen te horen krijgt. Natuurlijk is de stad bekend van het boek en de film Dood in Venetië en krijgt het verhaal door die setting wel de lading mee die door de ziekte wordt opgeroepen.

Toch is Brieven uit de nacht wonderbaarlijk nuchter en vrolijk. De brieven gebruikt Dessaix soms als raamvertelling. Een sprookjesachtig verhaal over een Russische barones en een geheimzinnige amulet en een scabreus verhaal over een Italiaanse moeder en dochter die zich eeuwen geleden als hoeren opwerken in Venetië, waar rijke koopmannen elkaar stonden te verdringen om een mooie jonge maîtresse te bezitten. De ik-figuur en de lezer wordt gefascineerd door de verhalen.

Het lijkt of de schrijver daarmee wil aangeven dat de verhalen niet ophouden als de dood is aangezegd. De nieuwsgierigheid blijft tot het einde toe overheersen. De geschiedenis gaat door als je er maar deelgenoot van wilt worden.

Het klinkt jou misschien bespottelijk in de oren, maar wat ik doe, doe ik tegenwoordig veel meer omwille van de intensiteit van het hier en nu: ik let op, ik ben erbij.

Als de ik-figuur echter te zweverig wordt dan staat er een noot bij de zin, die verwijst naar het meest komische notenapparaat dat ik in lange tijd gelezen heb. Een knorrige, verzonnen editeur wijst daar regelmatig de ikfiguur terecht. Beschrijft deze een taoïstische ervaring dan staat er in de noten:

Gedoeld wordt hier vermoedelijk op het woe-wei, een concept waarmee de auteur niet werkelijk vertrouwd lijkt.

Brieven uit de nacht bezingt bovenal de kracht van de verbeelding. Het blijkt uit de vertelde verhalen, het blijkt uit de boeken die de ik-figuur leest: de reis naar de onderwereld van Dante en de reis van Laurence Sterne uit de achttiende eeuw. Het blijkt uit een van de fascinerende hotelgasten Professor Eschenbaum waarin iedereen meteen een moderne variant ziet van professor Aschenbach uit Dood in Venetië. En toch is het boek niet moeilijk en niet gewild literair. De laatste brief is ondertekend met R. Je houdt je hart vast. Het is voor de literatuur te hopen dat Dessaix nog een lang leven beschoren is.

Coen Peppelenbos

Robert Dessaix – Brieven uit de nacht. Vertaald door Sjaak Commandeur. Meulenhoff, Amsterdam. 269 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 24 maart 2000.