Van Verzen tot Vegter XIV

Een jaar geleden begon mijn poëtische reis met de bundel Verzen van Willem Elsschot. Ruim driekwart eeuw later publiceert Anne Vegter, de latere Dichter des Vaderlands, haar vierde en bekroonde bundel Eiland berg gletsjer. Daarin treffen we een vergelijkbare thematiek als bij Elsschot, maar wel gegoten in radicaal ander taalgebruik.

Anne Vegter – Eiland berg gletsjer (2011)

Hoewel je een boek nooit op het omslag mag beoordelen, zegt de cover soms verrassend veel over de inhoud ervan. Bij Elsschot treffen we een grijs vlak zonder afbeelding, met een klassiek aandoende typografie. Anne Vegter presenteert zich daarentegen in gebroken wit, met ronde, speelse letters in verschillende donkere kleurtinten. Nog opvallender is natuurlijk de door de dichter getekende illustratie, waarop een blote man zich peinzend over het kruis van een eveneens naakte vrouw buigt, die zich overigens in een tamelijk ongemakkelijke houding staande houdt. Het is een tekening waar de symboliek vanaf vonkt en die een prima introductie vormt voor de inhoud van de bundel.

Waar we eerder in deze reeks al bundels bespraken die uit meerdere gedeelten bestonden, lijkt Eiland berg gletsjer wel een verzameling van drie afzonderlijke reeksen gedichten. Het eerste deel ‘Tramps’ bestaat uit twaalf losse verzen van een handvol regels, waarin de dichter steeds een nieuwe setting kiest om haar thematiek te belichten. Het titelgedicht vat aardig samen waar het om draait: geliefden die elkaar kwellen en niet met en zonder elkaar lijken te kunnen.

Tramps

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,

man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog. (…)

Uit dit fragment blijkt al dat Vegter een geheel eigen stijl heeft, waarbij zinnen (of delen daarvan) ineens als golven opduiken en dan weer wegebben. Ook het terloopse gebruik van Engelse terminologie tussen het toegankelijke Nederlands komt regelmatig voor in deze bundel, wat de taal iets eigentijds en verfrissends geeft. Daarnaast is de expliciete erotiek een handelsmerk van Anne Vegter; in bijna elk gedicht wordt er wel een seksuele handeling of naakte verschijning beschreven, maar niet louter als wellustige opwinding. Net als in het bovenstaande komt het verlangen naar intimiteit op een vreemd en ongepast moment, en vaak wordt het seksuele plezier gekoppeld aan emoties als angst, verdriet en eenzaamheid.

De precieze stijl van Vegter is moeilijk onder woorden te brengen, ook omdat deze nogal eens wisselt tussen de verzen, of zelfs binnen een gedicht. Soms is haar toon haast laconiek, nuchter en onderkoeld, dan weer vurig – zowel vrolijk uitbundig als vol kille woede. Haar taalgebruik is zonder twijfel zeer doordacht, maar ze verstaat de kunst om het er bijna terloops uit te laten komen, alsof de dichter hardop denkt en de gedichten vanzelf ontstaan.

Meten & wegen

Of het tijd kost Anne Vegter te zijn.
De schotels in de lucht houden, probeer ik.

Ik doe natuurlijk maar wat.
Gisteren zei iemand het past of fluit ernaar.

Iemand zei genen van belangstelling
woekeren/denkers willen verspillen!

Het kost niet per se tijd maar het hoofd
(denken aan de liggende jaren, een tegen-

stelling noemen van verlangen) puilt uit.
Lezers zoeken iemand om in uit te rusten.

Met oneliners als de laatste zin van dit gedicht strooit Vegter rijkelijk: de bundel bevat heel wat regels die blijven hangen en ook buiten de context van het gedicht betekenis bevatten. Neem bijvoorbeeld ‘Iedereen zag dat ik iedereen kon zijn.’ en ‘De lucht is van onschatbare zuiverheid.’, of komischer: ‘Je voelt je sexy? Goed antwoord.’

Hoewel Anne Vegter niet het type dichter is dat de ene metafoor aan de andere rijgt, pakt ze af en toe uit met krachtige beelden. In ‘Late dienst’ richt ze zich tot een (afwezige) geliefde, die ze vergezelt op zijn fabelachtige reis door de nacht.

Je kunt zeggen dit is de try-out maar
je meet minuten licht als werkelijk te traag toe
rek je lippen, liefste, tot een waanzinnige fermate:

bereik het galactisch perron waarachter
een nachtnet spant, na de laatste trein
knallende echo’s van sterren.

Een mooie passage als deze wordt dan weer gevolgd door twijfels over het geschrevene.

(of zeg je liever allerlaatste ster)
(of verminderingen)
(of explosies)

Ook Vegter kan het net als sommige van haar tijdgenoten niet laten het dichten zelf te problematiseren en de gebreken of twijfels daaromtrent bloot te leggen. In haar geval zijn het de alternatieven: woorden die in de vorige strofe hadden kunnen staan, maar het niet haalden. Toch heeft de tekst tussen haakjes nog een ander effect: de miscommunicatie tussen de geliefde en de dichter wordt erdoor extra benadrukt: hij gebruikt andere woorden dan zij om dezelfde gevoelens uit te drukken. Uiteindelijk schiet onze taal, net als de seks, altijd tekort.

Het tweede gedeelte draagt dezelfde titel als de bundel en bestaat uit acht gedichten van enkele strofen die allemaal beginnen met ‘Ook als’, waardoor de cyclus leest als een mantra. Onderwerp van dit deel is niet alleen de veranderlijke natuur, maar ook duiken er allerlei familiaire figuren op. Het ene gedicht handelt over gewetenloos vliegen boven een gebied waar oorlog is, het ander weer over destructieve liefde of valse huiselijkheid. In de zinnen brengt Vegter steeds subtiele wijzingen aan, waardoor de herhaling van kracht blijft, maar de betekenis wel verandert.

Ook als ze inslapen draait achter een lichte bol de aarde om en onderop spelen ze
veelwetertje: ‘bij jullie daarboven schiet de zon weg tussen sterren en vlamt ijslicht op.’

Ook als ze inslapen op zo’n halfrond vraagt eentje ‘kan dat: hier wil een roedel
de hele geile grasmat, daar spuwt een rode kleuter kindervlees en vlamt ijslicht op.’

De gedichten in deze cyclus draaien ofwel om dood en verderf, dan wel om kinderen in al hun kwetsbaarheid en onschuld, wat een wringend contrast veroorzaakt. Het lichamelijke dat in veel verzen van Vegter terugkomt is ook hier ruimschoots aanwezig, veelal verbonden met beelden uit de verwoeste en verwoestende natuur.

Ook als jij je uiterste gewrichten buigt in het openplooien van je schreeuwen, ben je
het positief van je vorm en wat kromt in lakens, verlegene, is het zelftongende kind.

Ook als jij ’n laatste atoom van je lichaam schraapt, zou je oplevend dood willen zijn
als laatste hart (eiland), als laatste berg (buik) of gewoon schitterend als kut (gletsjer).

Waar Vegter in de eerste twee delen graag de dialoog hanteert om haar diverse personages of zichzelf te laten spreken, bestaat het derde en laatste deel uit één lange monoloog van achttien bladzijden en honderden regels. ‘Dochter van’ is een bewerkte versie van haar theatermonoloog Om te beginnen een vrouw (2007), waarin ze een eigen en feministische draai geeft aan de Bijbelse mythe van de Ark van Noach. Aan het woord is de (fictieve) dochter van de stamvader, die alle gebeurtenissen omtrent de zondvloed van passend en schrijnend commentaar voorziet. Noach is niet langer een held die de verdorven mensheid redt en een nieuw volk sticht, maar een problematisch en zelfingenomen figuur in wie we heel wat trekjes van moderne wereldleiders herkennen. Zijn dochter beschrijft zijn gedrag en trekken zonder genade en probeert zich vergeefs tegen zijn waanzin te verzetten.

god pikte ons eruit tja
dat zal toch wel door mij komen
jullie zijn uit mijn zaad gemaakt
goed ongemengd spul
aantoonbaar loepzuiver ras, zegt hij
er was geen ras meer over dus daar had je je bewijs
de noachsen zijn nu eenmaal beter dan anderen
bescheiden democratisch vruchtbaar
honderd procent good stuff

De vrouw van Noach is het kind van de rekening, en Noach heeft geen oog voor haar leed, waarmee Vegter laat zien dat de ongelijke man-vrouwverhoudingen al in de oorsprong van onze culturele geschiedenis tot uiting komt: een brug tussen het onbekende verleden en het rücksichtlose heden.

ze heeft pijn
bloeden
bloeden
wekenlang ongesteld
roept mijn vader: wat nou menstruale narigheid
je enige doel is gods leed te verzachten
denk je dat het een lolletje is
je in je eigen schepping te vergissen
bloeden is een negatieve functie
snauwt mijn vader
uit mijn ogen met die slijmerij

Net als in het Bijbelverhaal wordt Noach uiteindelijk katje lam en belandt hij naakt in zijn tent, waar hij door zijn woedende dochter wordt gadegeslagen. In plaats van hem zoals Noachs eigen zonen met de mantel der liefde te bedekken, besluit ze dat het genoeg is geweest met zijn heerschappij.

ik knijp hem zacht in de keel
ik zet mijn handen op zijn heupen
ik rol zijn lichaam heen en weer
ik schuif mijn handen onder zijn rug
ik til zijn lichaam op
zal ik het wiegen

Na een lange opsomming vol expliciete fysieke gruwelen met een incestueuze inslag komt de vertelster eindelijk tot rust aan het slot.

ik strek mij uit naast mijn vader
ik adem zonder geluid

een dichter zei:
je kunt god dood verklaren maar
daarmee is de naam nog niet verdwenen

Opnieuw is het de taal die een abstract cultureel of universeel concept in leven houdt. Hoewel Vegter in eerste instantie niet direct een sterk geëngageerde dichter is, tonen zowel de titelcyclus als deze lange monoloog meer dan betrokkenheid bij grote maatschappelijke thema’s. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de auteur in 2013 (enigszins verrassend) werd benoemd tot Dichter des Vaderlands, een ambt dat ze vier jaar bekleedde. In die tijd schreef ze gedichten die iets toegankelijker waren, maar op eenzelfde manier de pijnpunten in de maatschappij blootlegden. Een overzicht van al haar vaderlandsgedichten, variërend van de nieuwe koning tot dode dichters en de opening van een sexy keramiek-tentoonstelling, zijn te vinden op de voortreffelijke website van de Koninklijke Bibliotheek: wat sowieso een schatkamer is voor de Nederlandse poëzieliefhebber, en waar ondergetekende tijdens het schrijven voor deze reeks dan ook regelmatig dankbaar gebruik van heeft gemaakt.

Wat Anne Vegter als dichter zo goed maakt, is dat ze weinig moeilijke woorden nodig heeft om ingewikkelde dingen te zeggen, problematiseren en benoemen. De gevoelens waarover ze schrijft zijn herkenbaar en universeel, maar de taal en beelden waarin ze verpakt zijn juist hoogst origineel. Haar thema’s zijn al eeuwenlang uiterst gangbaar in de Nederlandse poëzie, maar niemand beschrijft ze op een dwingende en pakkende manier als Vegter dat doet. Dit zijn gedichten die tijdens een eerste lezing direct beelden en situaties bij je oproepen, maar wanneer je beter gaat lezen en nadenken, steeds weer nieuwe inzichten en gedachten bieden. De samenhang binnen de gedichten is niet altijd even duidelijk, maar soms is een mooie regel of een krachtig beeld genoeg om de aandacht te grijpen en het gedicht naar een hogere orde te brengen.

In de winter buiten wonen

We misten je pas toen je vertrek niet langer kon worden uitgesteld.
Later in de dag breaking news dat jij kaarsrecht op de achterbank

en je weigerde elk commentaar. Bestaat daar een woord voor
of zou een auditie je goed doen: er is studioruimte beschikbaar

een piepjonge coach met weetjes. Iedereen is mooi in het licht,
iemand vingert je standpunten en ik kan je bijna aanraken –

vandaag is iedereen trouwens goed in alles beangstigend.
Een paard valt op knieën in de sneeuw, zei je zo vinden ze me.

Ten slotte nog een woord over Vegters tekeningen in deze bundel, die volgens de achterflap ‘getuigen van eenzelfde kwaliteit als de gedichten: kwetsbare lijnen verraden ondergrondse, vulkanische activiteit’. Dat waardeoordeel deel ik persoonlijk niet, maar de tekeningen zijn wel een eigenzinnige en mooie toevoeging, vooral omdat ze zo direct zijn en de naakte figuren zonder schaamte in al hun lelijkheid tonen. Anne Vegter is niet van het geraffineerde en beelden met opsmuk, en net als in haar gedichten is er sprake van een zekere figuratieve abstractie: de lijnen zijn duidelijk, maar de invulling en uitwerking is aan de lezer. En waar de erotische tekeningen weinig opwindend zijn, is Vegters poëzie dat altijd.

Ook als ik het ontzagwekkende volgens jou niet begrijp en mijn mond imiteert
het geluid van brekende steen niet precies genoeg, te fijn, verschrikt, nieuw, neuk je me.

Willem Goedhart

Anne Vegter – Eiland berg gletsjer. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 2011.