De hoef van Heere Heeresma

Heere Heeresma, aan wiens veertigjarig jubileum als schrijver deze maand [december 1994] luister wordt bijgezet met de uitgave van vier herdrukken, is met ruime voorsprong de meest recalcitrante auteur in de Nederlandse literatuur. Niet in zijn werk: hij is niet, als Hermans, als Brouwers, als Komrij, een genadeloos polemist die gevestigde reputaties aan barrels schrijft. Nee, niemand die niet zakelijk met hem te maken heeft, hoeft hem te vrezen. Maar je zult maar zijn uitgever zijn…

Neem nou die genoemde herdrukken. Op de titelpagina wordt als uitgeverij genoemd: De Prom. Loop dan even mee langs m’n boekenkast en merk
op bij hoeveel verschillende uitgeverijen de boeken van Heere Heeresma in de loop van de veertig jaar dat hij publiceert, zijn verschenen.

Zijn prozadebuut Bevind van zaken kwam in 1962 uit bij Contact, maar de ruggen in de kast prijken ook met de namen of de logo’s van Thomas Rap, van Peter Loeb, van Loeb & van der Velden, van Peter van der Velden, van Tango, van Villa, en aangezien mijn rijtje Heeresma’s bepaald niet compleet is (hoewel ik weer wél de uit 1969 daterende Juthro-uitgave Sex-annonces, ‘Belevenissen van speelse echtparen’, heb, geschreven onder
het pseudoniem Johannes de Back), zullen er nog wel een paar uitgeverijen zijn die zich er op kunnen beroemen ruzie te hebben gehad met de auteur.

Want zakelijke verbintenissen met Heeresma eindigden meestal met ruzie. Ruzie over geld. ‘Ach, hij was zo rommelig als de pest, hij dacht altijd dat-ie belazerd werd en hij vond dat uitgevers altijd te weinig van zijn boeken verkochten,’ zei Rob van Gennep in 1983 tegen de Haagse Post. Thomas Rap in hetzelfde verhaal: ‘Heeresma is heel straight. Hij zegt: ik wil poen, gewoon de volle mep vooruitbetaald en dan heb je nooit gezeur.’

En Heeresma kréég poen, want hij paaide zijn uitgevers met beloften over nieuwe novellen, romans en verhalenbundels die alleen nog even geschreven hoefden te worden. Op enigerlei exotische plek bij voorkeur; voordat hij zou vertrekken, kwam hij nog wel even op de uitgeverij langs om een voorschotje in ontvangst te nemen. Omdat Heere Heeresma nu eenmaal de schrijver was van een aantal titels dat het tot de status van bestseller had gebracht, was dat nooit een probleem: populaire boeken als Geef die mok eens door, Jet! en Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp zouden ook met nieuw imprint wel blijven lopen, en met name de door hem aan verschillende uitgevers beloofde roman Kaddish voor een buurt (Johan Polak voorspelde dat Heeresma door dat boek wereldberoemd zou worden; het is alleen nooit geschreven) zou de kassa flink doen rinkelen.

Dus, natuurlijk meneer Heeresma, hoe had u uw voorschot gehad willen hebben? Nou, cash natuurlijk! Zo ging hij eens de straat op met vierhonderd briefjes van honderd. De betrokken uitgeverij ging niet zo gek veel later failliet. Want van nieuwe boeken was niets terechtgekomen en de herdrukken van oudere titels lagen in de ramsj. Het aan een andere uitgeverij beloofde project De Joodse Bibliotheek kwam nooit van de grond. ‘Waar zijn hoef heeft gestaan, kan geen gras meer groeien’, zei Theo Sontrop toen hij nog directeur was van De Arbeiderspers, een van de weinige uitgeverijen die zich nooit met Heere Heeresma hebben ingelaten.

Vanzelfsprekend was het nóóit de schuld van de schrijver dat de relatie met zijn uitgevers in de meeste gevallen met een conflict werd beëindigd. In een interview dat ik in 1979 met hem had, haalde hij herinneringen op aan zijn debuut in de letteren, in 1954, met de dichtbundel Kinderkamer. ‘Ik heb zeker de helft van de oplage […] in de Concertgebouwbuurt langs de deur verkocht.’ Op de vraag of zijn uitgever er dan zo weinig aan deed om de bundel te verkopen, antwoordde hij: ‘[Uitgevers] doen zelden tot nooit iets, alleen bij de eerste aanbieding. Schrijvers zijn hun toeleveringsbedrijven.’

Het is tekenend dat het veertigjarig schrijverschap van Heere Heeresma (1932) met het herdrukken van Bevind van zaken, Mijmeringen naast m’n naaimachine, Langs berg en dal klinkt hoorngeschal en Waar het fruit valt, valt het nergens wordt gevierd, en niet met de verschijning van een kloeke nieuwe roman. Schrijft de schrijver nog wel? Is hij niet al te nadrukkelijk uitsluitend bezig met de herexploitatie van ouder werk?

Dat hij daarin een meester is, bewijzen de seksboeken die onder titels als Een hete ijssalon en Gelukkige paren zijn verschenen, óók herdrukken immers, van pornografische werkjes (onder andere van het hierboven al genoemde Sex-annonces), die Heere Heeresma in de jaren zestig om den brode onder pseudoniemen als Horst Liederer, Ben Bulla en Rochus Brandera schreef. Zulke teksten verschenen bij anonieme uitgeverijen in voddige omslagjes en werden niet via de reguliere boekhandel maar via de toen in opkomst zijnde seksshops verspreid.

In zekere zin gaat Heeresma (‘Ik ben een schrijver en géén literator’) dus nog steeds langs de deuren, steeds met hetzelfde werk. Oude wijn in nieuwe zakken. Het is maar de vraag of de misantropische kijk op de moderne doorzonmens die uit de boeken blijkt, aan de lezer van nu nog wel besteed is. Heeft die nog wel een boodschap aan Heeresma’s op leedvermaak gestoeld, nogal trekkerig gevoel voor humor en zijn tamelijk melige ironie? Of gaat het werk van Heeresma mee op de golven van de nieuwste modetrend, die van de camp?

Frank van Dijl

Heere Heeresma – Mijmeringen naast de naaimachine; Waar het fruit valt, valt het nergens; Bevind van zaken; Langs berg en dal klinkt hoorngeschal. Vier herdrukken. De Prom.

Deze recensie – of eigenlijk meer een beschouwing – werd eerder gepubliceerd in Algemeen Dagblad, 16 december 1994.