Onder het kopje ‘Is de schrijver man of vrouw, zwart of wit, homo of hetero? Het maakt niets uit’ mengt Antoine Borgers, docent Nederlands, zich in de discussie over representatie in de literatuur. De kop in Trouw dekt zo’n beetje de lading. Als je de rest van het zeldzaam domme stuk leest, stijgt het plaatsvervangende schaamrood je naar de kaken.

Nu heb ik zelf enige tijd geleden een presentatie samengesteld van circa zeventig boeken die naar mijn idee de moeite waard zijn om te lezen. De criteria waren: geen Nederlandse, Engelse, Duitse of Franse auteurs, omdat die boeken al bij de vakken van moderne vreemde talen worden gelezen. Ik heb mijn best gedaan om vrouwelijke auteurs te vinden en kwam tot 9. Dat is nog geen 13 procent. Zou ik een lijst hebben gemaakt met de honderd beste boeken van de wereldliteratuur, dan zou de score vermoedelijk op 1 zijn uitkomen.

Je kunt je afvragen of de criteria dan wel helemaal kloppen als je meer dan de helft van de wereldliteratuur uitschakelt, maar je conclusie kan ook zijn: waarom worden vrouwelijke auteurs uit andere landen zo weinig vertaald of hoe komt het dat ik zo weinig boeken lees van vrouwen die niet in het Nederlands, Duits, Engels of Frans schrijven?

Borgers schrijft ook:

In mijn rijtje van honderd beste boeken komt geen zwarte schrijver voor. Word ik dan aan de schandpaal genageld?

Nee, maar dat zegt heel veel over leesgedrag.

Borgers schrijft ook:

Ten slotte heb ik nog even de tophonderd van de wereldliteratuur geraadpleegd. Wat blijkt? Zes vrouwen.

De ’tophonderd van de wereldliteratuur’? Wie heeft die samengesteld? Op grond van welke criteria? En bevestigt de conclusie dat er slechts zes vrouwen in staan niet juist de de noodzaak van de roep om een betere representatie.

Er valt op het gebied van argumentatieleer en literatuurkennis nog een hoop te leren voor een docent Nederlands als Antoine Borgers. Tijd voor een leesoffensief.