Kantel het perspectief

Leonard Ornstein en Larissa Pans, beide journalisten (en met elkaar gehuwd) maakten jarenlang interviews met mensen die op een of andere manier aangeraakt zijn door de Tweede Wereldoorlog. Pans en Ornstein zijn zelf ook opgegroeid in gezinnen waar de oorlog nooit ver weg was. Hun streven om de naweeën van de oorlog opnieuw te bezien maar dan door de ogen van een gemêleerd publiek, past in het steeds pregnantere besef dat niet alleen de ‘eerste generatie Joden’ heeft geleden onder het geweld van de oorlog, maar dat andere groepen getroffenen ook aandacht verdienen. Denk aan de tweede en derde generatie Joden, of aan de kinderen en kleinkinderen van hen die in de Jappenkampen zaten. De ervaringen van de Roma en Sinti gemeenschap. Als ook aan de problematiek die kan spelen bij kinderen van daders. En niet in de laatste plaats, hoe de oorlog nog steeds doorwerkt voor de nakomelingen van verzetsstrijders. In dit boek komt bijna iedereen aan het woord. Dat gebeurt secuur en zorgvuldig waardoor je een rijk beeld -of moet ik zeggen, een zorgelijk beeld- krijgt van hoe die oorlog nu nog steeds van invloed is.

Het journalisten duo maakt slim gebruik van de bekendheid van de geïnterviewden. Vaak staan deze mensen al jaren op een heel andere manier in de schijnwerpers en hebben ze nog nooit openlijk over dit onderwerp gesproken. Je krijgt daardoor een intiem kijkje in hun binnenwereld. Bij het lezen heb ik dan ook meerdere keren verzucht; ‘Goh, dat wist ik niet van hem of haar.’

De interviews vonden plaats door gelegenheidsduo’s te formeren van mensen die elkaar niet persoonlijk kenden. De schrijvers lijken daarmee te willen aantonen dat zelfs mensen met een totaal verschillende achtergrond via de oorlog met elkaar verbonden zijn. Daar is wat voor te zeggen, maar wat mij betreft leidt de vorm af van de inhoud. Want wat doet Jaime Bourbon de Parma met Jan Terlouw? Als je je best doet kun je misschien wat overeenkomsten vinden, maar het gaat dan iets te lang over het exemplaar van het boek Oorlogswinter dat Jaime bij zich heeft om na afloop van het interview te laten signeren. Of Paul van Vliet en Sigrid Kaag, er is zo weinig common ground dat het eigenlijk twee losstaande verhalen zijn in een interview.

Waarom hebben de schrijvers hiervoor gekozen? Het antwoord ligt besloten in de manier waarop het boek tot stand is gekomen. Het is een verzameling van eerder gepubliceerde verhalen in het magazine van het 4 en 5 mei comité. Ik begrijp dat het voor een magazine werkt, maar voor het boek leidt het wat af. In het boek zijn de interviews bewerkt en geupdatet en ook dat haalt soms de loop wat uit de verhalen. ‘Zij, Natascha van Weezel (toen 28 nu 33), is enig kind.’ In sommige interviews wordt het opgelost met een nawoord. ‘Isa Hoes is inderdaad de zoektocht naar haar verleden gestart en heeft na dit interview haar tante Netty geïnterviewd.’

Mais enfin, de vorm en de totstandkoming van het boek daargelaten is het een belangwekkend werk dat iedereen zou moeten lezen. Er zitten prachtige anekdotes en gevoelige observaties in. Het verhaal van Ernst Jansz bijvoorbeeld, die iedereen nog zal kennen van zijn tijd bij Doe Maar, is zeer indringend. Zijn vader was een heldhaftige alleskunner tegen wie Jansz opkeek. Een verzetsman die persoonsbewijzen vervalste en distributiekantoren overviel. Maar na de oorlog kregen de demonen steeds vaker de overhand en moest Jansz’ allengs de rol van trotse zoon verruilen voor die van de verzorgende zoon. Jansz: ‘Die krachtige man werd naarmate ik ouder werd een zielig hoopje mens, heel angstig. Hij kon niet meer werken en kroop achter de kast, stond te huilen in de hoek van de kamer.’ Jansz’ vertelt dat hij er alles voor over had om zijn vader gelukkig te zien. ‘Hij hield van muziek dus ik speelde Chopin voor hem. Ik werd zelf ook door de troostende en inspirerende werking van de muziek gegrepen.’ De muziek van Doe Maar komt ineens in een heel ander daglicht te staan.

Een ander bijzonder verhaal is dat van Zoni Weisz, een Nederlandse Sinto. In het slotwoord vertelt hij hoe hij tijdens de oorlog gescheiden wordt van zijn ouders, babybroertje en zusjes. Een dramatisch verhaal dat ik al vaker kende vanuit Joods perspectief. Een verhaal van verdriet, eenzaamheid, maar ook van hoop. Na de oorlog zag Weisz zijn gezin nooit meer terug, toch wist hij een succesvol leven voor zichzelf en zijn gezin op te bouwen. Hij werd een van de beste bloemisten van Nederland.

Wat na het dichtslaan van dit boekje beklijft is dat de oorlog voor iedereen op een andere manier nawerkt. Het biedt troost voor hen die nog steeds worstelen met de erfenis ervan. Je krijgt het gevoel dat je er niet alleen voor staat alsmede dat het niet in de weg hoeft te staan aan het creëren van mooie dingen. Kijk maar naar Ernst Jansz, Zoni Weisz, Leonard Ornstein en Larissa Pans. En eigenlijk naar iedereen die in dit boekje aan het woord komt, stuk voor stuk succesvolle mensen die juist door die oorlog de behoefte voelden alles uit het leven te halen wat erin zit. Een mooi, waardevol document.

Femmetje de Wind

Larissa Pans en Leonard Ornstein – Oorlogsgesprekken, de erfenis van bezetting en bevrijding. Boom. 192 blz. € 20.