Nieuwe oude Blauwbloezen geeft de reeks de schwung die nodig is

De Blauwbloezen is bij uitstek een serie van beproefde recepten. De reeks die speelt ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog is vooral geliefd omdat het de lezer in ieder album precies geeft wat die verwacht. Altijd het gejammer en gedoe van het onafscheidelijke duo Blutch en Chesterfield, altijd een vage reden waarom ze er desondanks toch weer samen op uit moeten. Vaak, steeds vaker de laatste jaren, wordt er een historisch feitje afgestoft om het verhaal aan op te hangen: van een hond tot een huwelijk en van evangelisten tot een zekere dame. Het tekenwerk en de opbouw van de verhalen staat al die jaren als een huis. Fans kunnen het dromen: De Blauwbloezen is een sympathieke stramienstrip.

De lezer verwacht dus geen gegoochel met namen en nummers en toch is er van alles te zien om het omslag. Ineens staan er vijf auteursnamen en zit er een sticker op die alvast waarschuwt voor een oneffenheid: de nummering loopt niet in de pas. Ook voor een buitenstaander is het verwarrend en daarom in het kort: De Blauwbloezen gaan al heel wat jaren mee, het eerste album verscheen in 1972. Aanvankelijk werden ze getekend door Salverius (tot en met nummer 4) en daarna door Lambil, steeds op scenario van Cauvin. Maar die laatste (geboren 1938) stopt ermee. In orde, zegt Lambil (geboren 1936), maar dan maken we er nog eentje samen. Dat wordt nummer 64, die om onduidelijke redenen pas volgend jaar verschijnt. De oorlogscorrespondent van hun kersverse opvolgers Munuera en BeKa is daarmee nummer 65, vast en zeker om de overgang tussen het oude en nieuwe team nummeringsgewijs logisch te laten verlopen.

Is wachten op Lambil en Cauvin dan geen optie? Nou nee, want een nieuw album van De Blauwbloezen is ongeveer net zo’n najaarlijks zekerheidje als Sint Maarten en de adventskalender. Dit jaar geen album zou een beetje kaal aanvoelen. De uitgever wijdt er zelfs de eerste pagina in het album aan en vertelt: jij, de fan, krijgt zo toch, zoals ieder jaar, een nieuw album van je helden te lezen.

Om alles voor iedereen duidelijk te maken, staat nu op het omslag: Naar Cauvin, Salverius en Lambil. Met daaronder de naam van de tekenaar van dienst, de Spanjaard Jose Luis Munuera. Samen met het Franse scenaristenduo dat schuilgaat achter het samengestelde pseudoniem BeKa (Bertrand Escaich en Caroline Rogue) schreef hij De oorlogscorrespondent, een verhaal rond een historische figuur die echt heeft bestaan. Dat ingrediënt bleef alvast behouden.

Onvermijdelijk is dat het herkenbare tekenwerk van Lambil is ingeruild voor de iets meer swingende tekenhand van Munuera. Hij heeft zich zeker verdiept in het werk van zijn voorganger, dat is te zien, maar toch is het genoeg van hemzelf. Gelukkig, bij nabootsingen valt iedere tekenaar een keertje door de mand. En daarbij: Munuera is een van de meest begaafde tekenaars van dit moment, die hoeft zich niet in allerlei bochten te wringen om te voldoen. Deze Blauwbloezen is echt fraai, met mooie overzichtstekeningen, fraaie figuren en de perfecte Lambil-paarden – dat dan weer wel. Enige dingetje is dat Blutch iets te karikaturaal wordt neergezet. Hij past niet goed tussen de rest met zijn kale kop en grote oren, als de oudere broer van Titeuf.

Het scenario zit heel lekker in elkaar en eerlijk is eerlijk: het is veruit het beste verhaal van de laatste tien jaar. Eindelijk gaat het een stapje verder dan het obligate en dat is een pijnlijke constatering. De Blauwbloezen was stilaan verworden tot een niemendal, een opeenvolging van luchtige geestigheden die maar zelden echt tot de verbeelding spraken. De onderwerpen werden steeds verder gezocht en de personages zaten klem in hun rol, wat de verhalen eendimensionaal maakten.

In De oorlogscorrespondent volgen we de figuur William Howard Russell, een even onverschrokken als flegmatieke journalist van het Britse dagblad The Times. Hij verslaat de oorlog voor het overzeese leespubliek op zo’n manier dat zowel de Noorderlingen als de Zuidelijken er bekaaid vanaf komen: het is een oorlog met alleen maar verliezers. Als dat bij beide legerleidingen bekend wordt, slaan ze de handen ineen om hem weg te krijgen. Ze werken samen om zich te ontdoen van bad press.

Blutch en Chesterfield krijgen de opdracht om Russell te bewaken tijdens zijn journalistieke werkzaamheden. Zij weten niets van de jacht op Russell en komen zo tussen twee vuren in. En dan is er nog een verhaal van een kinderweeshuis, dat ongeveer midden in de linies ligt – op meerdere vlakken.

Het mooie zit ‘m in de extra laag die er duidelijk in het verhaal is gelegd, al durfden de scenaristen het niet aan om die impliciet te laten zijn: Blutch en Chesterfield leggen elkaar uiteindelijk haarfijn uit hoe de vork in de steel zit. Blutch zegt dat Russell eigenlijk niets raars deed: hij was niet voor de ene partij of de andere, hij versloeg de oorlog op een objectieve manier. Hij kiest voor feiten, die hem niet populair maken bij mensen die die feiten onwelgevallig zijn. Afijn, de lezer heeft dan allang de link naar nu gelegd.

Toch werkt het verhaal slim en mooi naar dat einde toe en hoewel we het hier ‘maar’ over een aflevering van De Blauwbloezen hebben, is het een onverwachte treffer geworden. Voor lezers die jammeren dat alles steeds maar anders wordt, en die dus ook moeten wennen aan de nieuwe Blutch en de nieuwe Chesterfield, is dat een flinke troost.

Stefan Nieuwenhuis

Jose Luis Munuera & BeKa – De Blauwbloezen 65: De Oorlogscorrespondent. Dupuis. 56 blz. € 7,95.