Schrijven in je stiefmoedertaal

We moesten het ook even opzoeken: een palimpsest is een stuk papyrus of perkament dat na het afkrabben of onzichtbaar maken van de oorspronkelijke tekst opnieuw beschreven is. Een beetje zoals de oude exemplaren van de Vlaamse krant De Standaard waarop ik-figuur Czeslaw Przesnicki in de gelijknamige roman, die is opgenomen in een psychiatrische kliniek in Luik, zijn tweede roman schrijft. In het ‘Antarctisch’, hoewel zijn moedertaal Pools is.

Het lijkt misschien een redelijk geschift uitgangspunt voor een boek, maar die hoofdfiguur heeft onmiskenbaar een en ander gemeen met zijn geestelijke moeder Aleksandra Lun, een Poolse die in Spanje werkte en studeerde, na enige omzwervingen in België belandde en daar in haar Spaanse ‘stiefmoedertaal’ schrijft. Waarom ze dat precies doet, is aanvankelijk niet helemaal duidelijk, maar de kwestie loopt wel als een rode draad door het hele boek. Zo passeren er nogal wat andere auteurs de revue die om uiteenlopende redenen ook niet in hun moedertaal schreven; Joseph Conrad is wellicht de bekendste. Een gemakkelijke keuze is het niet, of in de woorden van het personage Nabokov (niet toevallig een naamgenoot van de Russisch-Amerikaanse schrijver):

Je zult zien dat de overgang van de ene taal naar de andere is als een trage, nachtelijke reis van het ene dorp naar het andere met een kaars als enige lichtbron.

Maar een patiënt genaamd Beckett – een verwijzing naar Samuel Beckett, de Ier die in het Frans schreef – reikt een mogelijke verklaring aan:

‘En jullie weten niet dat de moedertaal altijd wordt geplaagd door automatismen en dat het, simpel gezegd, noodzakelijk is om van een taal te vervreemden.’

Schrijven in een vreemde taal als vervreemdingsprocedé dus, als een methode om vastgeroeste automatismen af te schudden. Eigenlijk wordt dat procedé nog verder doorgedreven als je de Nederlandse vertaling van het boek leest, want dan komt er nog een ‘taallaag’ bij. Het is in elk geval een zeer bewuste keuze geweest: ‘in een vreemde taal kun je geen krachtige, of wendbare, of deftige, of geraffineerde zinnen maken, maar wie zegt dat zo’n verplicht dieet niet goed is voor de gezondheid?’

Het geheel is royaal overgoten met Belgisch surrealisme en doet denken aan outsider-literatuur, aan de hang naar marginaliteit en de waanzin die schrijvers als Delphine Lecompte of Jean-Marie Berckmans opzochten. Daarbij komen afgezien van de al genoemde personages nog een heleboel historische figuren – schrijvers, filosofen enzovoort – voorbij. Sommige stukjes van de puzzel zijn gemakkelijk te leggen, andere liggen minder voor de hand: lang niet iedereen weet dat doctor Pasavanto een personage van de Spaanse auteur Enrique Vila-Matas is.

Maar is het boek wel een roman? Kan je het niet veeleer een associatief, absurd, zelfs wat stuurloos essay noemen, en zo ja, staat de minimale verhaallijn dan ook niet wat in de weg? Origineel is het boek alleszins wel: het valt nergens mee te vergelijken en er staat de ontvankelijke lezer een unieke ervaring te wachten. Al dreigt ook het risico dat die lezer een beetje verweesd achterblijft en zich na de laatste bladzijde afvraagt wát hij nu eigenlijk in godsnaam heeft gelezen.

Daan Pieters

Aleksandra Lun – De palimpsesten. Uit het Spaans vertaald door Lisa Thunnissen. Pluim, Amsterdam. 142 blz. € 19,99.