Een waarlijke vriendschap onwaardig

Op de dag nadat Sunny Home, het houten huis van wijlen Maarten Biesheuvel te koop was gezet op Funda ging de eerste uitgave van uitgeverij Sunny Home naar de drukker. Deze kersverse uitgeverij bracht in november de exclusieve uitgave De Biezen in een oplage van 1000 exemplaren uit, geschreven door Mensje van Keulen en Maarten ’t Hart. De initiatiefnemer van de uitgeverij Kees Schafrat, eigenaar van boekhandel Broekhuis, schreef het voorwoord. Dat bevat in kort bestek alle wapenfeiten uit het leven van Maarten.

Mensje van Keulen blikt terug op haar vriendschap met Maarten en Eva aan de hand van haar dagboeken. Vanaf 1976 begon ze die bij te houden:

Dat hield ik tot begin deze eeuw enigszins vol en daarna slechts zeer sporadisch. Over de vriendschap met Maarten en Eva die volgde, heb ik af en toe een notitie gemaakt. De dagboeken na 1979, die nogal wat schriften beslaan, heb ik nog niet overgetikt. Voor deze uitgave van De Biezen heb ik notities uit de laatste schriften en een fragment uit Geheime Dame toegevoegd.

Geheime dame is Mensje van Keulens biografie over Maarten ’t Hart als dame uit 1992. Wat volgt zijn snippers van anekdotes over Bies en zijn Eva. Uit 1976 krijgen we uit drie maanden scherven, uit 1977 uit vier maanden nog kortere flintertjes en uit 1978 vijf flarden. Tezamen bevestigen ze vooral het befaamde beeld dat in de buitenwereld al van Bies en Eva bestond. Van Keulen heeft het over zijn wat nasale stem, over zijn pilgebruik, over zijn afhankelijkheid van Eva, over Eva’s toewijding. Bij april 1978 staat bijvoorbeeld:

Een paar kaarten en brieven waaronder een brief van Maarten en Eva:
‘Met ons gaat het lang niet kwaad’ (Eva)
‘Het gaat slecht met mij’ (Maarten)

Hoe gevat en citeerbaar ook, zo’n splinter zegt niets over de band die Mensje van Keulen met de Biezen had. Ook het vervolgstuk uit Geheime dame licht nergens een tipje van de sluier op over die vriendschap die er tussen het echtpaar en Mensje van Keulen moet zijn geweest. Maarten en Eva worden magertjes gekarakteriseerd, op een manier die me een waarlijke vriendschap onwaardig lijkt. De lol en genegenheid die uit de foto’s spreken zijn in ieder geval niet te bespeuren in de teksten van Van Keulen. Alleen haar laatste stuk ‘Vaarwel’ dat over Maartens laatste maand, overlijden en begrafenis gaat, ademt warmte en affectie.

In het tweede gedeelte pakt Maarten ’t Hart de pen op. Hij begint bij het verscheiden van Maarten:

Op 21 juli 2020 hebben Mensje van Keulen en ik Maarten Biesheuvel voor ’t laatst bezocht. Toen wij de woonkamer van Sunny Home in liepen, schrok ik me kapot. Hij lag te slapen, met zijn hoofd opzij en zag er verschrikkelijk uit. Die is al dood, dacht ik, maar hij ontwaakte en hij bleek zichtbaar tevreden dat de twee strijdmakkers die tegelijk met hem begin jaren zeventig debuteerden, aan zijn ziekbed waren verschenen. Hij zag ons als een soort driemanschap en tegelijkertijd zag hij Mensje en mij ook als zijn naaste concurrenten. Keer op keer stelde hij dus innig tevreden vast dat hij wel en wij niet de P.C. Hooft-prijs hadden gekregen.

Deze passage illustreert direct het probleem dat ik met ’t Harts terugblik heb. Het gaat niet om zijn eigen invulling van de vriendschap, er is geen introspectie op de aard of waarde van de band die hij met Maarten had. Noch wordt er gereflecteerd op hun driemanschap. Na zijn terugblik van acht pagina’s volgt een hoofdstuk met de titel ‘In een roeiboot’. ’t Hart analyseert op vileine wijze een ZKV van A.L. Snijders, omdat dat verhaal zou bijdragen aan valse mythevorming ten aanzien van de vriendschap tussen beide Maartens. ’t Hart vliegt in zijn ontleding uit de bocht, omdat hij Snijders’ verhaal ontleedt met oneigenlijke instrumenten. Hij verwijt een schrijver het verzinnen van verhaalelementen over bestaande personages:

Mijn eerste gedachte, toen ik Snijders dit verhaal op Radio 4 hoorde voordragen, was dat hij, gebruik makend van hem bekende gegevens, de roeiboot uit Regenwulpen, mijn woonplaats Warmond en de plassen aldaar, de vriendschap van Bies en mij, de zangcapaciteiten van Bies en het feit dat ik in het verleden tweemaal in het openbaar een jurk heb aangetrokken, zijn verbeeldingskracht aan het werk had gezet en uiteindelijk met zijn bizarre ZKV-cocktail op de proppen was gekomen. Ik schreef hem een tamelijk nijdige brief waarin ik mijn verbazing over het verhaal verwoordde en hem verweet dat hij klinkklare onzin over Bies en mij had voorlezen.

(In de uitgave staat abusievelijk ‘voorlezen’ waar ‘voorgelezen’ had moeten staan.)

Zo is dit een kleinood geworden dat in de foto’s getuigt van hartelijkheid, maar dat het helaas juist in de woorden laat afweten. Wellicht was hun kameraadschap onevenwichtig en schrijnde die disbalans. Maar bij mij als buitenstaander ontstaat verontwaardiging over het platte beeld dat van Bies en Eva wordt geschetst, terwijl er een gebrek is aan echte bespiegeling. Voor liefhebbers van Biesheuvels verhalen is het door die kiekjes een mooie aanvulling, maar de verhalen achter die geboekstaafde momenten zul je er zelf bij moeten verzinnen.

Miriam Piters

Mensje van Keulen en Maarten ’t Hart – De Biezen. Uitgeverij Sunny Home, [z.p.]. 82 blz. € 14,50.