Een plek om in thuis te komen

In de zomer van 2003 verpandt de veertienjarige Carla haar hart aan Louis Claus, de jongen die doodgemoedereerd in een clownspak naar school komt:

De hitte van de aanrollende zomervakantie hing al in de lokalen en ik was niet de enige die hem aanstaarde terwijl hij voor de deur van het wiskundelokaal stond te wachten tot de zoemer ging. Zijn pak was van nylon, zweetplekken kleurden donker onder zijn oksels, strak staarde hij voor zich uit met een triomfantelijke glimlach.

Carla’s toewijding hangt niet af van hoe Louis zich gedraagt. Zij heeft hem nodig, om zich gezien te weten, om te ervaren dat ze ertoe doet. Ze krijgen een kortstondige relatie die abrupt eindigt.

Vijftien jaar later loopt ze hem weer tegen het lijf. Hij is inmiddels een gevierd acteur, bewoont een geweldig appartement, terwijl zij sappelt als kunstenares. Er lijken nog sporen van haar obsessieve verliefdheid aanwezig. Dit dwepen dwingt haar terug te blikken op ingrijpende beslissingen in haar jeugd, op haar relatie met haar ouders en op haar manier van liefhebben. Hoogenkamp doseert mondjesmaat wat de twee Louisperiodes met elkaar gemeen hebben, verspreid over vier delen: Hunker 2003, De bruid droeg tranen 2018, Echo 2019 en De vijfde dag 2003. Om de leeservaring van deze bewonderenswaardig geserreerde roman niet teniet te doen, blijft hier in het midden wat die gemene deler behelst.

Het aanbidden van Louis Claus lijkt alleen qua coming-of-age-thematiek op een typisch Nederlandse debuutroman. Hoogenkamps ervaring in het schrijven van subtiele scènes voor toneelstukken blijkt uit de ijzersterke gesprekken in deze roman. Al wat er echt toe doet staat tussen de regels. Zoals in dit korte gesprek tussen Carla en haar vriendin. Juicy is starnakel dronken op de kamer van Carla’s zus Barbara gaan liggen:

‘We mogen hier niet komen en zeker niet roken.’ Ik pluk de sigaret uit haar vingers maar weet niet waar ik hem moet laten. ‘Mijn moeder heeft nadat ze weg was de kamer gelucht om de wietlucht eruit te krijgen.’
‘Waar is je zus dan?’
‘In een kraakpand. Het duurde drie weken voordat mijn ouders doorhadden dat ze weg was.
Juicy zucht: ‘Mijn moeder zou gek worden als ik een nacht niet thuis sliep.’
‘Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid.’

Nergens valt het woord verwaarlozing als het over Carla’s ouders gaat. Ook spreekt ze nergens grote woorden uit, waardoor het gemis aan intimiteit nog schrijnender voelt. Steeds wordt voor Carla door haar vader en moeder besloten dat ze ’te oud werd voor dingen. Voor de oppas, die thuis was als ik uit school kwam en soaps keek en appelspa voor me inschonk. Voor een onbeschermd lichaam. In de voorlichtingsfolder van school stond informatie over de pil, maar die achtte mijn vader uitgesloten vanwege de bijwerkingen. Dus moest ik van binnenuit beschermd worden met prikkeldraad.’ Zo krijgt Carla op veertienjarige leeftijd een spiraaltje.

In haar gezinsleven is geen ruimte voor kwetsbaarheid, niet als een vriend zelfmoord pleegt (Rico, die Carla voor zich ziet ‘als een lachend vulkaanlandschap’), maar ook niet wanneer haar moeder een tumor ontdekt. Als het haar moeder slechter gaat, maken ze wandelingen. Carla blijft hopen op een intieme band, maar zelfs nu krijgt ze snoeihard de kous op haar kop:

Tijdens een van onze moeizame wandelingen had ik mijn moeder gevraagd hoe ze wist of ze kinderen wilde.
‘Dat wilde ik niet,’ zei ze. Dat wilde je vader. Kinderen worden toch nooit wat je ervan verwacht.’

Nergens laat Hoogenkamp zich verleiden om te duiden of om emoties te benoemen. Wat Carla ondergaat, maken wij dankzij haar loepzuivere registraties keihard mee. Alles wat zij wilde, was ‘iemand die naar mij verlangde zoals ik verlang. Dat ik de vlam was in plaats van de mot.’

Het aanbidden van Louis Claus neemt ons mee op een queeste naar geborgenheid. Hoogenkamps vernuftige compositie, strakke dialogen, lichtvoetige stijl en diep doorvoelde psychologisering zijn om door een ringetje te halen. Het aanbidden van Louis Claus is een overdonderende debuutroman over het diepmenselijke verlangen naar onvoorwaardelijke bevestiging van je bestaan, ‘naar een plek om in thuis te komen’.

Miriam Piters

Helena Hoogenkamp – Het aanbidden van Louis Claus. De Bezige Bij, Amsterdam. 212 blz. € 21,99.