Het bruisende interbellum

Eerst kwam de podcast Hotel Schiller, een uiterst charmant hoorspel uit 2018 van Marjolein Bierens over het roemruchte Amsterdamse hotel. Dat was een aangename verrassing: in het vrij nieuwsoortige genre van de podcast – helaas nogal vaak niet meer dan wat vrijblijvend gebabbel of clichématige true crime – stak die met kop en schouders uit boven de rest. Podcasts mogen dan wel veelal gratis zijn, er zit nog steeds veel kaf tussen het koren. Maar Hotel Schiller, met zijn overtuigende stemacteurs en frisse dialogen, is beslist het beluisteren waard.

In 2020 volgde een boek met dezelfde titel, ook van de hand van Marjolein Bierens. Dat is geen letterlijke weerslag van de podcast geworden, maar een rijkelijk geïllustreerd non-fictieboek dat de lezer door de boeiende mokumse geschiedenis van het interbellum loodst, weliswaar een getroubleerde periode, maar ook een hoogst interessante tijd waarin kunst en cultuur hoogtij vierden en het Rembrandtplein meer charme had dan nu, ‘met zijn chaos en anonimiteit, zijn toeristen en rauwe ongepolijste horeca zonder gezicht, zijn schetterende lichtreclame over exotische stranden’.

Hotel Schiller staat er nog steeds, maar het is in handen van de Spaanse keten NH Hoteles en heeft nog weinig te maken met het oorspronkelijke art-decogebouw van de uit Duitsland stammende familie Schiller, die de boeken sloot in 1971. De Schillers bouwden hun zaak uit in de tijd van de grand hôtels, plekken waar de gegoede burgerij haar geld kwam uitgeven. De spilfiguur in dat verhaal was Frits Schiller (1886-1971), een niet onverdienstelijke zondagsschilder en een kunstminnend man, maar in de eerste plaats toch de manager van het hotel, dat met oog voor detail wordt beschreven:

Binnen in het hotel zorgde het vuistdikke tapijt met de intense kleur rood – dat later nog in een roman van James Joyce zou voorkomen als ‘Krasnapolsky red’ – voor zachte gedempte geluiden. De wandschilderingen van tropische rivierlandschappen werden voortgezet in de tropische planten in de Wintertuin, waar wel driehonderdvijftig gaslampen brandden die al vroeg overgingen op het nieuwe wonder van de elektriciteit.

Wat een contrast met de dieptreurige, inspiratieloos ingerichte ‘zakenhotels’ van tegenwoordig. De auteur beperkt zich niet tot een droge opsomming van feiten, maar heeft oog voor de petite histoire en kruidt haar boek met sappige anekdotes en pittige verhalen over kleurrijke volksfiguren, acteurs en kunstenaars als hotelgast George Hendrik Breitner, sociaal bevlogen schilder van werklui, paarden en volksvrouwen. In de jaren dertig, toen er donkere tijden aanbraken in Duitsland, stroomden de vluchtelingen uit het oosten toe:

In Amsterdam rezen overal Duitse winkels als paddenstoelen uit de grond, Duitse banketbakkerijen, broodwinkels gesticht door en voor al die mensen die nu deze kant op kwamen. Lijn 24 van de tram werd al de Berlijn-express genoemd.

Aan de ellende van de bezetting – toen Schiller verplicht werd om een bordje met het opschrift ‘Joden niet gewenscht’ voor zijn zaak te zetten en de hongerwinter en andere ontberingen de stad teisterden – werd de oude hotelier liever niet herinnerd. Na de bevrijding ging het langzaamaan bergaf met het uitgeleefde hotel. Sommigen worden daar nostalgisch van en verlangen terug naar een idyllische tijd die nooit bestaan heeft, mijmerend over het touwtje uit de brievenbus. Dat is natuurlijk onzin, het waren verscrhikkelijke tijden: de depressie was al geen lachertje – er werd diepe armoede geleden en mensen stierven bij bosjes aan de Spaanse griep en andere infectieziekten – en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het nog erger. Maar dat neemt niet weg dat de grandeur van die tijd nog steeds kan bekoren en het aangenaam wegdromen is bij dit fraai uitgegeven boek.

Daan Pieters

Marjolein Bierens – Hotel Schiller. Meulenhoff, Amsterdam. 368 blz. € 24,99.