De Poolse dichter Adam Zagajewski is gistern op 75-jarige leeftijd overleden in Krakau. Hij woonde twintig jaar in Parijs (van 1982 tot 2002), waar zijn geliefde woonde. In 1998 interviewt Michiel Krielaars hem nog in de Franse hoofdstad voor NRC Handelsblad om te praten over zijn politieke stellingnames en de poëzie die onder meer door Joseph Brodsky een breder internationaal publiek kregen. De twee raakten bevriend maar waren het niet overal over eens:

Volgens Brodsky kon alleen poëzie vertellen wat er in het verleden was gebeurd. Poezie was voor hem het DNA van de geschiedenis. Ook vond hij dat een gedicht niets met politiek te maken mocht hebben. En daarin verschilt zijn werk fundamenteel van het mijne. Ik heb in de jaren zeventig veel politieke gedichten geschreven. Voor mij is ethiek belangrijker dan esthetische poëzie.

In 2008 sprak Arjan Peters met hem voor de Volkskrant. Het gesprek gaat voor een deel over zijn gestorven ouders en de gedichten die hij naar aanleiding daarvan schreef. Over zijn vader zegt hij:

Ik heb zijn ansichtkaarten altijd bewonderd. Dat kon hij goed, een korte tekst achterop zo’n kaart, altijd met een geestige wending of sprekend beeld erin.
Soms denk ik dat mijn talent voor poëzie stamt van zijn talent voor ansichtkaarten. Want een ansichtkaart is als een sonnet, het dwingt je tot een geconcentreerde vorm. Omdat hij zijn herinneringen voor zich hield, heb ik geprobeerd ze een stem te geven.

In het Nederlands verschenen twee bundels van Adam Zagajewski: Wat zingt, is wat zwijgt (1998, Nexus Instituut) en Mystiek voor beginners (2003, Meulenhoff), beide vertaald door Gerard Rasch.