Mooie beschouwende gedichten over feitjes en gevoel

Ergens voorin de bundel Nachtvangst van Froukje van der Ploeg staat het gedicht ‘Onthoud dat:’ dat mij een beetje aan het Pak van Sjaalman deed denken. Onder de titel staat een opsomming van 27 feiten en feitjes die kennelijk de moeite waard zijn om te onthouden. Er staan handige weetjes tussen, zoals ‘(Onthoud dat:) de laatste pont op maandag eerder vertrekt dan op vrijdag’, maar ook eigenaardige toevalstreffers die iedereen kent en die langzaamaan de pretentie van wetmatigheid zijn gaan krijgen, bijvoorbeeld ‘(Onthoud dat:) het niet gaat regenen als je een paraplu meeneemt’ of ‘(Onthoud dat:) het kattenvoer altijd op is als de winkels dicht zijn’. Het zijn enkele voorbeelden van achteloze opmerkingen die de lezer meteen op het verkeerde been zetten, want ‘Onthoud dat:’ is beslist geen pretentieloos gedicht.
Er staan ook feiten in die betrekking hebben op natuurkunde, tijd en filosofie. Ik licht er enkele uit:

Onthoud dat:

als de zon dooft je dat pas 8,21 minuten later ziet
[…]
als een andere aarde in een ver sterrenstelsel naar ons kijkt ze nog holbewoners en dinosaurussen zien
[…]
bomen ook kraken wanneer ze vallen als er niemand bij is

Het zijn tamelijk exacte ‘feiten’ die vreemd genoeg meer vragen oproepen dan dat van die paraplu of die laatste pont, want hoewel ze kloppen, zit er toch een wereld van diepere gedachten achter. De eerste twee openen het luik naar de verbeelding van de lezer: blijkbaar kun je in de geschiedenis kijken. Hoever moet je je dan van de aarde verwijderen om de aanval op de Twin Towers opnieuw live te beleven? De bestorming van de Bastille? Of om Archimedes in bad te zien zitten? Niet alleen bij gymnasiasten kun je zo de teletijdmachine van professor Barabas in hun hoofd aan het werk zetten. Zonder je om de cijfers achter de komma te bekommeren, is het ook een aardig gedachte-experiment voor andere lezers, zowel oud als jong.

Het probleem van die krakende bomen is van weer een andere orde. Je kunt de trillingen die onvermijdelijk ontstaan als zo’n boom omvalt, natuurlijk ‘kraken’ of ‘geluid’ noemen. Maar is geluid tegelijkertijd ook niet iets wat per definitie gehoord moet worden? Zijn trillingen al geluid voordat ze ergens een trommelvlies bereiken? Zo beschouwd nodigt het gedicht uit tot een reeks boeiende overwegingen en inzichten waar je zonder poëzie nooit zou komen. Want wie houdt er bijvoorbeeld rekening met het reliëf als hij wil weten hoever Amsterdam en Arnhem hemelsbreed uit elkaar liggen? Het gedicht doet dat wel: ‘(Onthoud dat:) als je in een rechte lijn van Amsterdam naar Arnhem rijdt je halverwege 25 meter onder de grond zit’.

Het gedicht gaat nog een stap verder als het aan enkele zaken uit de relationele sfeer raakt. ‘(Onthoud dat:) de akte van berusting met een andere pen wordt getekend dan de huwelijksakte’ en ‘(Onthoud dat:) je niet elke stilte hoeft op te vullen’ sturen de lezer al duidelijk in de richting van een relatie die minder opgewekt verloopt dan in het begin gedacht en gehoopt werd. Of wat te denken van ‘(Onthoud dat:) het bericht een uur na middernacht van betekenis verandert als het ochtend is’? Het is, zoals bekend mag worden verondersteld, dé manier om de verhoudingen op scherp te zetten, als je in een vlaag van woede of andersoortige verstandsverbijstering berichten verstuurt, die een ander de volgende dag op een nuchtere maag te lezen krijgt.

En ja, ‘Onthoud dat:’ preludeert duidelijk op de andere gedichten in de bundel. Vooral de fout gelopen relatie komt ruimschoots aan bod, bijvoorbeeld in de korte cyclus ‘Insomnia’, vijf gedichten waarin een ik-figuur ’s nachts wakker ligt, tobbend over die verhouding, dat huwelijk, dat op de klippen gelopen is. Het eerste gaat zo:

23 juli, 02:23

Ik kijk naar de dingen die wel slapen, mijn katers
in rondjes, de gesloten paarse bloemen buiten
mijn kind met knuffels, ze ademen, voelen niet
het gebrek aan lucht in mijn longen om uit te blazen
vroeger was er meer zuurstof op deze planeet. Gisteren

onverwacht het hoofd waar ik op uitgekeken ben.
We hebben de akte van berusting getekend.
Hij staat hier en straalt geen berusting uit. Ik denk
aan escalatie, straatverboden, ontzeggingen, kapot
glas, een spoor bloed.

Hoe ik me een zeehond op een zandbank
voelde met hem, die alleen maar lag te wachten
op de komst van het water, hij gooit zand
in mijn gedachten. Raakt mijn lichaam niet meer.
Ik zoek een recept voor teflon. Uiteindelijk
zijn daders altijd mensen die je kent.

Kijk, daar is de akte van berusting die we van dat eerdere gedicht al moesten onthouden. De slapeloosheid van de ik-figuur heeft overigens een reden. Het is niet het gemis van de ander, maar, integendeel, de nog net iets te vake aanwezigheid van de ex. De ik-figuur legt ons uit dat zij zich met hem een zeehond op een zandbank voelde. Het is een ambigu beeld waar je vele kanten mee op kan. Maar hoe je het ook wendt of keert, het houdt altijd iets wanhopigs, iets fatalistisch. Die zeehond ligt weliswaar te wachten, maar niet op zijn gemak.

Natuurlijk krijgt de ik-figuur na de scheiding haar leven wel weer op de rails, alleen of met een nieuwe man of vrouw, een nieuw huis of het oude netjes opgeknapt. Het komt altijd weer goed. Maar toch ook weer niet, lezen we. Een nieuw leven betekent per definitie dat er ook een oud leven is. Het gedicht ‘Delen’ vertelt eerst wat er allemaal nieuw is. Iemand om mee te zoenen, iemand voor dagelijkse verhalen, iemand om in een auto naar Frankrijk te rijden, noem maar op. Maar toch…

alleen dat ene, het moment dat ons kind zelf iets, voor het eerst
soms klein, een woord spelt, een verhaal maakt, lacht
met een vriendje, ergens heen fietst of koekjes bakt, ik wist het niet
dat er dingen waren die je alleen kan delen met de andere ouder
en dat die andere ouder, dat, ach, dat je uiteindelijk iets mist
waarvan je niet wist dat het misbaar was.

Doorheen de bundel staan ook vier briefachtige gedichten die allemaal ‘Lieve Imke’ heten. De eerste drie zijn geschreven in Amsterdam (‘eind september’, ‘oktober’ en ‘november’), de vierde is van ‘augustus’ en komt uit Dole, Frankrijk. Het mag de lezer niet verbazen, want in het gedicht waar ik hierboven mee begon, staat het al aangekondigd: ‘(Onthoud dat:) de Q en de A op een Frans toetsenbord ergens anders staan’. Ik wist dit niet, maar ik zal het onthouden! Het is een van de vele, goed doordachte verbindingen die de bundel intern legt en die Nachtvangst tot een mooie afgeronde verzameling gedichten maakt.

Jan de Jong

Froukje van der Ploeg – Nachtvangst. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 64 blz. € 20,-.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2021-2