Het beest dat vergeefs aan een ketting trekt

De bemanning van het lichtschip De Texel heeft aan wal altijd wat uit te leggen. Er wordt daar beweerd dat zij geen echte zeelieden zijn. Dat ze maar wat lummelen op een vaartuig dat zijn bestaansrecht enkel ontleent aan het navigatielicht dat erop zit. Een mobiele vuurtoren, meer niet.

Het zou de naam schip eigenlijk niet eens mogen dragen, leren we op pagina 40 van de 126 pagina’s tellende roman Het lichtschip, geschreven door Mathijs Deen.

Het lichtschip komt nooit aan en vaart nooit uit. Het heeft geen schroef, geen motor, op de brug is geen roer, het ligt daar maar wat mistroostig te deinen, een beest dat vergeefs aan een ketting trekt.

Tegen dat decor – met stugge personages die meer brommen dan praten – weet Deen pagina na pagina te boeien. Zijn verhandelingen over het leven op een lichtschip zijn zo gedetailleerd, dat het mij niet zou verbazen als hij zelf matroos is geweest op een lichtschip. Voor de goede orde: een lichtschip is er niet alleen voor het licht, het verricht ook metingen voor het KNMI. De bemanning logt de temperatuur van het water, de aanblik van de zee (‘opborrelende plukjes zwart in groengrijs’, ‘gouden flikkers op leisteenblauw’) en die van de hemel (‘bollend grijswit, maar blauwgrijs bij de horizon’). En dat enorme licht schijnt niet zomaar. Daarvoor moeten zware diesels aan de praat worden gehouden, die generatoren aandrijven voor de elektriciteit. Op ‘de meest ongelukkige dagen’ van de bemanning levert die ook energie voor de misthoorn, ‘dat klagende beest, die zieke stier’.

‘Ze zeggen altijd wat het schip niet is, nooit wat het wel is,’ verzucht een matroos met de naam Gerrit Snoek, die volgens de verteller met ‘licht genegen hoofd door het leven gaat, als onder een te lage deurpost’. Over zijn interactie met de anderen:

Zijn levenspad leidde hem van teleurstelling naar teleurstelling. Hij hield van dieren, hoorde soms dingen die er niet waren en kon kwellende gedachten maar moeilijk uit zijn hoofd zetten. Soms praatte hij tegen de kok, misschien omdat die maar zelden iets terugzei.

Precies in die zinnen huist ook het drama dat zich aan boord vertrekt, maar de manier waarop is altijd anders dan de aanwijzingen die Matthijs Deen vooraf geeft.

Eigenlijk draait het verhaal om het geitenbokje dat kok Lambert op een dag – tegen de regels van de kapitein – mee aan boord neemt. Een speels dier dat als stoofpot moet eindigen en tot die tijd de fles krijgt om aan te vetten. ‘Geef hem geen naam,’ had kok Lambert nog tegen matroos Gerrit gezegd.

De vraag wordt niet opgeworpen in het boek, maar als lezer denk je voortdurend: automatiseer deze verankerde zeelieden toch, vervang ze door computers, verlos ze uit hun uitzichtloze lijden. Enig onderzoek online leert dat precies die ontwikkeling zich in de jaren tachtig heeft voorgedaan. Tot die tijd kende Nederland zo’n tachtig lichtschepen. De bemanning bleef vaak weken achtereen aan boord. In het boek wordt de bemanning aangevoerd door De Zaandam, een schip dat gewoonlijk boeien uit en in zee takelt. En zo nu en dan dus ook mensen aan boord van de lichtschepen brengt.

Ergens zou je willen dat Mathijs Deen zijn personages wat meer tot leven brengt. Jawel, de kok is behept met een Indië-trauma en in het hoofd van de matroos is het drukker dan gezond is, maar hun zielenroerselen komen nauwelijks op schrift. Hoe het bokje klimt, daarentegen, hoe het klautert, uitglijdt en weer opstaat, dat gaat dan weer pagina’s door. En toch beklijft deze roman. Het lichtschip is een donker verhaal over mensen die niet mogen leven, die weg willen maar geankerd zijn, die zwijgen omdat er niets te vertellen is. Een verhaal op een drijvende bak metaal in oneindige leegte.

Je kunt Het lichtschip geen diepgravende roman noemen. De dunne roman had nog dunner kunnen zijn. En de drijvende krachten erachter – de summier beschreven demonen – lijken soms bijna stil te vallen. Maar het is de schrijver vergeven. Alles wat een ander verhaal op zee glans zou geven, zou Het lichtschip kitscherig maken. In die beheersing toont Matthijs Deen zich een begenadigd schrijver.

Steven de Jong

Mathijs Deen – Het lichtschip. Thomas Rap, Amsterdam. 126 blz. € 17,99.