Veel anekdotes en weinig duiding in biopic van Bowie

Dat David Bowie een kleurrijke figuur was, blijkt nog maar eens uit de graphic memoir die onlangs verscheen. Bowie, Stardust, Rayguns & Moonage Daydreams heet het en meteen wordt duidelijk dat de makers dat hebben willen benadrukken. Letterlijk, want inkleurster Laura Allred, de echtgenote van tekenaar-van-dienst Michael Allred, heeft alles uit de kast gehaald. Het spettert en spattert dat het een aard heeft, wat nog eens extra wordt aangezet door het glanzende papier van het album. Het hoort bij Bowie, dat staat vast, al is het even wennen.

Het verhaal volgt de hele carrière van Bowie, die zeker in het begin van het album heel fragmentarisch wordt uitgewerkt. Het lijkt alsof de pagina’s steeds per stuk zijn voorgepubliceerd, bij wijze van feuilleton. Iedere bladzijde leest als een stukje van het geheel: een ontmoeting met deze of gene, een belangrijk momentje, een volgende stap. Het levert een dolle potpourri op, een optocht van bekende mensen uit het métier: Marc Bolan, Mike Jagger, Roger Daltrey, Lou Reed, Ian Hunter, Iggy Pop, de hele santenkraam wordt opgevoerd.

De tekeningen lijken op die uit de Popfoto van vroeger: veel bekende koppen die lijken te zijn overgetrokken van foto’s, die kriskras op de pagina zijn gezet, voorzien van tekstvelden waarin wordt uitgelegd hoe alles en iedereen zich tot elkaar verhoudt. Dat is geestig, een weerzien met vroeger. Net als toen is de herkenning belangrijker dan de inhoud, want die klinkt ook in Bowie, Stardust, Rayguns & Moonage Daydreams als een encyclopedische feitjesoptocht:

David vindt een nieuwe liefde, Mary Finnigan, en een nieuw thuis voor hun samen. Samen starten ze een folk club: The Beckenham Arts Lab dat al snel verhuist naar The Tree Tuns Pub. Deze keer breekt David het hart van zijn liefje wanneer hij Mary ‘Angie’ Barnett ontmoet bij het eerste optreden van King Crimson. Het klikt zo hard dat ze de rest van de nacht doorbrengen bij Tony Visconti en in de flat waar hij woont met Mary. Mary en Angie worden echter vriendinnen met als gezamenlijke hobby supporteren voor David als groupies van The Arts Lab.


Met dit soort tekstuele hoogstandjes staat het boek vol. Het leest prima, je sjeest door het verhaal, maar heel veel diepgang heeft het allemaal niet. Wie duiding wil van ’s mans leven en werk, pakt er toch beter een serieuze biografie bij. Niets mis mee, maar des te opmerkelijker is het dat de achterflap toch een heel andere toon aanslaat. Daarin wordt gesteld dat hij ‘een van de meest aantrekkelijke iconen uit de moderne popcultuur’ was: ‘zijn erfenis als muzikant is opmerkelijk en overschrijdt de grenzen van alle muziekgenres en als visual artist vaagde hij de heersende podiumcultuur weg met zijn psychedelische esthetiek, larger-than-life imago en zijn geflirt met het surrealisme.’

Tot en met het verschijnen van zijn album Diamond Dogs, uit 1974, is alles heel uitvoerig gedocumenteerd en beschreven. Voor zijn leven erna worden nog precies vijf pagina’s ingeruimd. Op de slotpagina van het verhaal zien we de Blind Prophet, het laatste alter ego van Bowie, bekend van de videoclips van Lazarus en Blackstar uit 2015. Het idee dat dit boek nog zeker 100 pagina’s uitvoerig had kunnen zijn, dringt zich op: het is niet zo dat Bowie na 1974 was uitgezongen. Bepaald niet zelfs.

Natuurlijk, Bowie was klaar met zijn alter ego Ziggy Stardust, maar Ziggy is uiteindelijk ook maar een passant gebleken. Bowie was meer dan Ziggy alleen. Bowie’s necrologieën uit 2016 sloten veel meer aan bij de flaptekst van Bowie, Stardust, Rayguns & Moonage Daydreams: hij was een visionair, een artiest die meer duiding verdient dan de anekdotische opsomming van deze luchtige biopic.

Stefan Nieuwenhuis

Michael Allred & Steve Horton – Bowie, Stardust, Rayguns & Moonage Daydreams. Silvester. 160 blz. hardcover. € 29,95.