‘Jij en een bal’

Dani Bennoni, lang zal hij leven van Bart Moeyaert is voor het eerst in 2004 uitgegeven, maar nu herdrukt met op de cover een mooie tekening van Moeyaert zelf, die behalve schrijver en dichter ook een begenadigd tekenaar blijkt. Het boek is bekroond met de Boekenwelp en de Nienke van Hichtumprijs en daarmee zeker een heruitgave waard. Net als veel werk van Moeyaert is het geschikt voor jongeren én volwassenen.

Het verhaal speelt zich af in de zomer van 1939, waarin de dreiging van de oorlog voelbaar is. De kleine Bink merkt daar nog niet zo veel van, behalve dan dat zijn broer Moon als soldaat is gemobiliseerd en zijn moeder sindsdien haar slaapkamer niet meer uitkomt. Hij heeft een duidelijk doel voor ogen: hij wil leren voetballen van Dani Bennoni, zodat hij het – als Moon straks terugkomt – goed kan. Verdrinkend in de veel te grote sportkleren van zijn broer probeert hij Dani over te halen.

De keuze tussen vertellen en zwijgen speelt een belangrijke rol in het verhaal:

De deur gaat open en Martha staat voor ons. Ik pak Moons truitje tussen mijn duim en wijsvinger vast, alsof het de revers van een jas heeft, buig diep, en zeg dat ze de groeten krijgt. “Van wie?” zegt Martha. Ik kijk snel naar Lenny. We hebben afgesproken dat we niet gaan liegen. We gaan alleen op tijd zwijgen, dat is wat anders. “Van wie zou jij de groeten kúnnen krijgen?” zeg ik, en ik lach eens breed. Martha’s gezicht klaart op. Ze zet een stap naar voren, trekt de deur achter zich op een kier, en slaat haar handen voor haar grote mond. “Dat meen je niet, echt waar?” zegt ze. Ze kijkt van mij naar Lenny, om zeker te weten of wij dezelfde naam in ons hoofd hebben als zij.

Tegelijkertijd wordt de sfeer in het verhaal voor een groot deel bepaald door wat verzwegen wordt. Vaak moet de lezer raden naar wat er gebeurt, of gebeurd is. Daar komt bij dat Moeyaert complexe emoties eerder vangt in een beeld dan dat hij ze benoemt: ‘Zijn naam komt als een fladderend vogeltje uit mijn mond. Het haalt niet eens het dak van het clubhuis.’ Het kan zijn dat de jongere, wat minder geoefende lezer daardoor wat minder voldoening uit het werk haalt. Voor wie graag tussen de regels leest en zijn verbeelding gebruikt, is het raadselachtige juist de kracht van het verhaal. Zou ‘Bennoni’ verwijzen naar de bijbelse ‘zoon van mijn smarten’, zoals de in het kraambed stervende Rachel haar zoon Benjamin in eerste instantie noemt? Dat zou dan een subtiele verwijzing zijn naar het dreigende afscheid. Het ‘lang zal hij leven’ in de titel krijgt iets macabers.

Er heerst een broeierige spanning in het boek door de ingewikkelde verhoudingen tussen de personages. Martha lijkt Dani wel leuk te vinden, maar later weer niet. Dani reageert smalend op Binks verzoek hem te leren voetballen: ‘“Jij en een bal,” zegt Dani. “Jij en een bal.” Hij grinnikt eens en trekt zijn mondhoeken in.’ Anneka, de zus van Bink, laat geen gelegenheid voorbijgaan haar jongere broertje te pesten, zozeer dat zelfs haar vriendinnen het te ver vinden gaan:

“Het is de kleine zijn eigen schuld,” zegt Anneka. “Hij moet leren dat hij maar beter met de sukkels van zijn eigen leeftijd kan optrekken.” “Hij zoekt een grote broer,” zegt Martha. “Het staat in zúlke grote letters op zijn voorhoofd!” “Hij heeft mij toch?” roept Anneka. Martha wil iets terugroepen, ze lacht al smalend, maar Martha’s moeder gooit haar armen omhoog en zingt een regel uit “Hebben wij verdiend, zoveel liefde, zoveel smarten”. Ze blijft in het midden van de keuken staan en kijkt naar het plafond en de lucht daarboven.

Zo laat Moeyaert een ‘kleine oorlog’ ontstaan, en waagt zich niet aan die veel te grote oorlog op de achtergrond, die hij hooguit aanraakt. Hij laat zien hoe de principes van een oorlog ook in het klein gelden, met alles wat verzwegen wordt en broeit. De losse eindjes laat hij over aan de lezer.

Dietske Geerlings

Bart Moeyaert – Dani Bennoni, lang zal hij leven. Querido, Amsterdam, Antwerpen. 96 blz. € 17,50.