Op mijn dertiende werd ik eens in elkaar geslagen. Er was geen reden, gewoon: bleu ventje bij schoolhek, twee oudere, gefrustreerde jongens. De dag erna was het dodenherdenking. Een schitterende, frisse voorjaarsavond. In drumbanduniform stond ik bij de plaatselijke erebegraafplaats. Saluerend trokken de veteranen langs. Mijn pet knelde pijnlijk om de bloeduitstortingen op mijn hoofd. De verontwaardiging om het incident was weliswaar groot, ze loste terstond op in de zee van menselijk tekort en agressie die ons bijeen had gebracht.