Schuld en onschuld

Dit jaar was de schrijver Adbelkader Benali gevraagd om de 4-meilezing, voorafgaand aan de dodenherdenking, te houden. Nadat er commotie op sociale media ontstond over antisemietische uitspraken uit 2010 besloot Benali zich terug te trekken. Roxanne van Iperen nam zijn plaats in. Benali’s lezing verschijnt alsnog, maar dan in boekvorm, aangevuld met tien gedichten over vrijheid.

Benali begint zijn essay met een inleiding die ‘Apologie van een Marokkaan’ getiteld is. Zijn afkomst ziet hij als iets dat hij moet verdedigen. Arnon Grunberg verzorgde vorig jaar de 4-meilezing, waarin hij de omgang met minderheden uit deze tijd verbond met de klopjacht op minderheden tijdens de jaren dertig. Dat Benali als Nederlander met een Marokkaanse afkomst dit jaar gevraagd werd zag hij als een keuze die direct voortvloeide uit het betoog van Grunberg. Zijn Marokkaanse afkomst verbindt hij direct met zijn lezing: ‘De Marokkaan is een symbool geworden voor verschillende dingen: de verloren onschuld, de extremist, de crimineel, de hoofddoek en het slachtoffer. Zelden wordt hij gezien als symbool voor weerwoord.’

De inleiding zit me niet lekker. Benali uit zijn ongenoegen over de manier waarop hij aangevallen werd toen zijn antisemitische uitspraken boven water kwamen:

In nog geen vierentwintig uur was ik met mijn status van iemand die zijn hele carrière iets toevoegt aan het culturele kapitaal van een land als ‘bruggenbouwer’, geworden tot iemand die geen knip voor de neus waar is, die intrinsiek slecht is, die kapot maakt. […] Wat ik ontdekte was dat Arnon Grunberg gelijk heeft: een deel van Nederland staat op elk gewenst moment klaar om een heksenjacht te beginnen.

De cancelculture die op internet kan ontstaan is ongenadig, maar tegelijkertijd laat Benali de mogelijkheid tot een diepere analyse van schuld en onschuld liggen.

De kern van het boekje, de lezing getiteld De stilte van de ander is een pleidooi voor de stilte. Benali beschrijft hoe hij de stilte van de Nederlanders niet begreep. Hoe hij zich er geen raad mee wist en zich een buitenstaander voelde. ‘Het was voor de nieuwkomers moeilijk om zich een voorstelling te maken van het werkelijke leed, want er was in de stad niets wat herinnerde aan die afschuwelijke vijf jaren.’ Zijn vader emigreerde in de jaren van wederopbouw uit Marokko en lange tijd was die oorlog voor de jonge Benali een abstract idee. Tot hij op een avond van zijn vader hoort dat zijn voorouders hebben meegevochten met Franco. De oorlog begint te leven voor de Benali, hij leest Primo Levi en wordt geraakt. Dat is een sterk beeld voor de jongeren generatie die via boeken, films en familieverhalen de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog leert kennen.

Benali pleit voor een verbreding van de herinnering aan de oorlog. Een roep die al langer klinkt, maar door gevoeligheden zich lastig laat omzetten in concrete daden. Want wiens lot is er vergelijkbaar met de industriële uitroeiing van de Joden, Roma en homoseksuelen? Benali’s essay reflecteert dit pijnpunt dan ook. Hoe breed moet verbreding zijn? ‘Op 4 mei denk ik ook aan mijn voorouders: als hun maag gevuld was geweest als de vrachtwagens niet waren gekomen, als ze hadden geweten van het vuile spel, als ze hadden geweten van het misbruik dat van ze zou worden gemaakt, dan was er ruimte voor verzet gekomen.’ Onwetendheid als reden om mee te vechten in een oorlog. Het echoot vagelijk de veelgehoorde zin: ‘Wir haben es nicht gewusst.’

De stilte van de ander is een boekje dat meer vragen dan antwoorden oproept, maar juist daardoor is het de moeite waard om te lezen. Benali ziet de herdenking van 4 mei met radicaal andere ogen, waardoor we opnieuw uitgedaagd worden na te denken over hoe we de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend willen houden.

Kinha de Almeida Guimarães

Abdelkader Benali – De stilte van de ander. De Arbeiderspers, Amsterdam. 62 blz. € 8,99.