Het verhaal zoals de personages het begrijpen

Als ík het omslag van Wil je alsjeblieft stil zijn, alsjeblieft?, verzamelde verhalen van Raymond Carver, had moeten ontwerpen, had ik ook gekozen voor een schilderij van Edward Hopper. Want als je Carver leest, zíe je Hopper. De personages van Carver zijn de modellen van Hopper. Hoe terecht dus dat ontwerper Erik Prinsen Hoppers ‘Four Lane Road’ op het voorplat van deze bundel zette.

Een man, sigaartje in de rechterhand, op een klapstoel in de avondzon. De twee benzinepompen die hij kennelijk beheert, staan er werkloos bij. Het station is dan wel langs een vierbaansweg gevestigd, maar die strekt zich zo te zien uit door onherbergzaam gebied: veel verkeer zal er wel niet zijn. Of geniet die man juist van zijn welverdiende rust na een dag van noeste arbeid? Uit een schuifraam achter hem steekt het hoofd van een vrouw. Zij roept hem iets toe, maar wat? Staat zijn eten klaar? Moet hij zijn ‘luie reet’ optillen, of hoe zeggen vrouwen dat? Waarom reageert de man niet? Zijn gezicht staat op: laat maar kletsen.

De schilderijen van Hopper vertellen een verhaal, maar nooit het hele verhaal van begin tot einde. Zo gaat ook Raymond Carver te werk. Hij introduceert een situatie, geeft wat summiere informatie over hoe die situatie is ontstaan, en vertelt dan wat die situatie op dit moment betekent voor zijn personage(s).

De situaties die Carver schetst, kunnen iedereen overkomen. Het verontrustende is dat ze bijna gewoon zijn, dat ze als het ware ontstaan vanuit de routine van het dagelijks leven – doordat één schakeltje hapert of anders reageert dan was voorzien. Het verontrustende is dat het niet in de macht ligt van de personages van Carver om de situatie te beïnvloe≠den.

Het is jammer dat de verhalen niet zijn gedateerd. Wel wordt vermeld dat ze werden gepubliceerd tussen 1976 en 1988, het jaar van Carvers vroegtijdige dood. Maar bij de copyrightgegevens vinden we jaartallen als 1964, 1965, 1966 etc. Sommige verhalen werden dus geschreven jaren voordat ze in boekvorm verschenen. Staan ze in deze bundel in chronologische volgorde?

Het is niet nodig om dat te weten om van deze schitterende verhalen te kunnen genieten, maar interessant is het wel – en dan met name omdat één verhaal twee keer in deze bundel staat, zij het dat de tweede (?) versie langer is en een andere afloop kent. Het gaat om ‘Zo veel water zo dicht bij huis’. De bundel opent met een versie van acht bladzijden. Man gaat met vrienden vissen in de wildernis. In de rivier vinden ze een dood meisje. Ze besluiten hun weekendje af te maken en pas bij terugkeer in de bewoonde wereld aangifte te doen. 

De vrouw van de man begrijpt die onverschilligheid niet. Waarom moesten ze trouwens zo ver weg gaan om te vissen, er is immers ‘zo veel water zo dicht bij huis’? Vrouw bezoekt begrafenis en vrijt na thuiskomst met haar man. 

In de langere versie krijgen we om te beginnen meer informatie. Verder ontstaat hier een verwijdering tussen man en vrouw die althans zolang het verhaal duurt niet wordt hersteld.‘

Laatstgenoemde (laatst geschreven?) versie sluit beter aan op het universum van Raymond Carver dan die eerste waarin de vrouw (die overigens in beide gevallen de ik-figuur is) haar man met al zijn tekortkomingen voor lief neemt. Het typische Carver-stramien is: er gebeurt iets van buitenaf, men reageert niet of niet adequaat en hup, de boel ligt aan diggels.

Hoewel het ook weer niet altijd zo dramatisch afloopt als het woord ‘diggels’ suggereert. Vaak is er sprake van een ingetogen aanvaarding van het lot dat men immers toch niet kan ontlopen en dat dan weer eens deze, dan weer eens die verrassing in petto heeft.

Raymond Carver verstond de kunst om zijn figuren te laten léven. Zij vertellen de lezer hun verhaal zoals zij het zelf begrijpen.

Frank van Dijl

Raymond Carver – Wil je alsjeblieft stil zijn, alsjeblieft? Verhalen, vertaald door Sjaak Commandeur. Prometheus.

Deze recensie stond eerder in Algemeen Dagblad, 8 augustus 1997.