Het mysterie van de grijze lijken

Pas laat zag ik dat de drie rechthoeken op de voorkant van De grijzen van Vincent Merjenberg samen een hoofdletter K vormen. Een interessante vingerwijzing. Er komt een zekere K voor in het verhaal, maar wie dat precies is, wordt niet echt duidelijk. Of staat die K soms voor een bepaald woord? Kadavers, ketamine of het Kwaad? Er blijft meer vaag in deze ambitieuze debuutroman, een thrillerachtig verhaal over een spannende zoektocht naar de herkomst van rechtopstaande lijken in de grond onder een fictieve grensstad. Maar evengoed is het een filosofisch verhaal over hoe de waarheid weggemoffeld raakt onder stof, geruchten en tijd.

Het begint als een film. Lena, een jonge journaliste komt aan in een grensstad waar ze naar uitgezonden is om onderzoek te doen naar een vreemd fenomeen: al een paar jaar worden er ‘vondsten’ gedaan, lijken, ‘rechtop in de bodem, samengeperst en daardoor sterk vervormd’. Na een lange bustocht door steeds smaller wordende straten, stapt ze uit op een zanderig pleintje voor een oud station. De warmte, het stof, de drukte, de verwaarloosde straten, de vervallen flatgebouwen en de in zichzelf gekeerde bewoners: Merjenberg weet het beeld van Lena’s aankomst mooi neer te zetten. Hij beschrijft uitgebreid, precies en sfeervol de wijken, straten en huizen van de stad die bijna bezwijkt onder de troosteloosheid. Samen met het beeld dat hij vervolgens schetst van het fictieve land en zijn vluchtelingenproblematiek, doet de roman meteen sterk denken aan Dit zijn de namen van Tommy Wieringa. Ooit woedde er een oorlog in deze grensstreek die nergens een naam krijgt. Het heeft iets van Mexico of een ander Midden- of Zuid-Amerikaans land maar er hangt ook een zweem van Centraal Azië met zijn eindeloze grijze flatgebouwen en eentonigheid.

Merjenberg vertelt zijn verhaal vanuit drie personages. Lena is de centrale figuur en krijgt een personaal perspectief. Daarnaast is er de duistere ik-figuur die vanuit de bovenste verdieping van een van de flats zijn leven overdenkt en het schimmige gegeven van de grensstad letterlijk en figuurlijk overziet. Hij weet meer, dat voel je meteen. En ten slotte is er het jongetje Jona, dat we in twee delen van de roman volgen in zijn zoektocht naar de grenzen van zijn angsten. Zijn verhaal speelt enkele tientallen jaren eerder. Hij leeft in een dorp in de bergen waar zijn vader verdween in een modderstroom. De dorpelingen geloven dat je de lichamen vooral in de bodem moet laten zitten: ‘Er werd niet meer over de doden gesproken en hun lichamen mochten niet aangeraakt worden’. Hooglanders, heten die bergbewoners. Merjenberg geeft ze een ware cultuur mee met eigen gebruiken. Een opgejaagd volk dat door de oorlog liefst de grens over wilde steken, maar veelal bleef hangen in de grensstad.

Op een dag verschijnt er een vreemdeling in Jona’s dorp. Het lijkt eerst een archeoloog, maar blijkt later een beroemd kunstenaar te zijn. Jona gaat hem helpen met zijn zoektocht naar holtes die hij kan vullen met een goedje dat ze maakten van een zandachtige substantie. Havas, heet de mysterieuze man, en de beelden die hij maakt worden ‘grijzen’ genoemd, afgietsels van mensen. Het beangstigt en fascineert Jona en hij begrijpt niet precies wat Havas allemaal bedoelt met wat hij Jona vertelt:

Lichamen verdwijnen, altijd. Maar er ontstaat iets doordat er iets verdwijnt. Een lichaam verliest zijn vorm en zo wordt er iets anders gevormd. Leegte heeft ook contouren.

Zoals Jona de grenzen van zijn angsten opzoekt, zo is Lena geobsedeerd door het kwaad. Haar zoektocht naar de ware aard van de lijken in de grond brengt haar tussen verschoppelingen die zich in de metrogangen verschuilen en hun geld verdienen met prostitutie. Met een van hen raakt ze bevriend maar veel verder dan een ketaminetrip brengt hij haar niet. Al vrij aan het begin krijgt Lena van haar hoofdredacteur te horen: ‘Maar zoals ik al zei: je moet het maar beschrijven allemaal, want oplossen ga je het niet. En verhalen zijn interessanter als je niet weet wat ze betekenen’. Dat lijkt een soort poëtica voor deze roman te zijn. Merjenberg herhaalt het in verschillende bewoordingen: we gaan toch nooit precies weten wat er is gebeurd, de waarheid achterhalen we niet en leven we niet vooral van verhalen, ondanks dat we niet zeker weten of ze waar zijn? Zo hangt de schrijver een schimmige sfeer in zijn verhaal die af en toe geforceerd geheimzinnig aan gaat doen en ook een beetje gaat irriteren.

Het is hem erom te doen natuurlijk. De fictieve, bijna dystopische wereld die Merjenberg oproept, met een rauwe grensstad waar vluchtelingen blijven hangen en alle kwaadwillende types die dat aantrekt, is geslaagd. Het verhaal van de duistere ik-figuur heeft de allure van een spannende documentaire. Maar het duurt zo lang voordat je een beetje begint te begrijpen wat er nu precies gebeurd is met de mensen die in de grond worden gevonden, dat het je eigenlijk niet meer zo interesseert. Is dat erg? Uiteindelijk blijft er voornamelijk een sfeer hangen. Een stoffige, grauwe sfeer van een samenleving in verval.

Martijn Nicolaas

Vincent Merjenberg – De grijzen. Atlas Contact, Amsterdam. 336 blz. € 22,99.