De breuklijnen van een ontwortelde jeugd

Met haar debuut Naschokken schreef Nadia Owusu (1982) een indringende ontwikkelingsroman over de impact van verschillende ontwrichtende ervaringen, waarbij ze op achtentwintigjarige leeftijd haar gecompliceerde jeugd tegen het licht houdt. Haar verhaal is niet chronologisch; ze hangt het op aan het moment in haar leven dat ze achtentwintig is, de instorting nabij en ze in willekeurige flashbacks de lezer deelgenoot maakt van de vele traumatische gebeurtenissen die haar vertrouwen in het leven hebben bepaald.

Owusu is geboren in Dar es Salaam, Tanzania, als dochter van een blanke Armeens-Amerikaanse moeder een zwarte Ghanese vader. Door de biraciale genen wordt ze in Afrika gezien als wit, maar in Europa en Amerika gaat ze door voor Zwart (met een hoofdletter).

Wanneer ze twee jaar oud is loopt haar moeder ineens uit haar leven. Vanwege het werk van haar vader, in dienst van de VN, verhuist het gezin regelmatig – inmiddels is haar Baba hertrouwd met Anabel – en woont Nadia tevens een paar jaar bij haar tante in Engeland gewoond, waar ze op school voor het eerst in haar leven tegen discriminatie aanloopt.

In sommige woningen bleven we maar zo kort dat onze ingelijste foto’s niet eens een vervaagde rechthoek op de muren nalieten. […] Hoe vaak ik ook op kalen vloeren stond, omringd door kale muren en mezelf voorhield dat ik overal en bij iedereen hoorde, een leeg huis voelde altijd als een ruïne. Mijn falen om echt bij mijn vaders familie te horen, en bij die van mijn moeder, ervoer ik altijd als een grote schande.

Het samengestelde gezin leeft als expats onder voortdurende bewaking in Addis Abeba, vanaf een afstandje maakt het de burgeroorlog mee in Ethiopië en Oeganda, en ziet de burgerbevolking in lange rijen staan voor voedselpakketten, terwijl hun eigen proviand met speciale leveringen wordt ingevlogen. In Rome krijgt Owusu een mes op de keel en krijgt ze te maken met een handtastelijke buurman.

Zeven is ze wanneer er in Armenië een desastreuze aardbeving plaatsheeft; precies op de dag dat haar moeder hen in Rome komt opzoeken. Deze aardbeving (met zijn naschokken) ziet ze als de leidende metafoor in haar jonge leven, dat getekend is door verlating, ontworteling en het gevoel dat ze zich nooit ergens heeft thuis gevoeld. Een denkbeeldige seismometer in haar hoofd zal haar waarschuwen voor naderend gevaar.

Mijn moeders haar is lang, steil en zwart. Het wappert achter haar aan in de wind. Ze loopt weer weg. In het maanlicht is ze als een spookschip dat op verglaasde wateren afdrijft naar een plek waar de hemel en zee elkaar raken, tot het ver achter de kromming van de aarde verdwijnt. […] Ik wil haar naroepen, maar ik ben bang dat ze zich niet zal omdraaien. Of dat ze dat wel doet en dan, wat erger is, nog altijd niet voor mij zal kiezen.

Tot overmaat van ramp overlijdt Baba, haar anker, wanneer ze dertien is, waarna zij en haar zusje bij hun stiefmoeder blijven wonen. De relatie met Anabel hapert met grote regelmaat en op haar achttiende vertrekt Owusu – ontworteld en ontheemd – naar de VS, waar ze studeert en ’s avonds en ’s nachts alle zeilen bij moet zetten om met allerlei baantjes de eindjes aan elkaar te knopen. Ze belandt hierdoor in een vicieuze cirkel. Falen in het één zal onherroepelijk leiden tot het falen in het andere. Depressies, paniekaanvallen en ‘scheuren die dieper werden en uitgroeiden tot geulen en uiteindelijk tot een allesverterende afgrond’ leiden.

Het vinden van een blauwe schommelstoel – Baba zat altijd in een bijna identiek exemplaar – triggert haar tot introspectie en ze overloopt de voorbije achtentwintig jaar die veelvuldig door elkaar zijn geschud. Een week lang brengt ze haar dagen door op haar veilige blauwe-stoelen-eiland, op zoek naar de reden van de pijn die aan haar vreet. Waar ze eerst een leven leidde op macro niveau reduceert ze op de stoel haar bestaan als het ware tot een microkosmos, die haar beter in staat stelt om de zere plekken te analyseren. Slapeloosheid, automutilatie, waanvoorstellingen en het voortdurende gevoel dat anderen haar pijn doen, vechten om voorrang en als een ononderbroken film flitst haar leven vanuit de krochten van haar bewustzijn aan haar geestesoog voorbij.

Er zat een deur in mijn hoofd. Tot op dat moment was die voor me verborgen gebleven. Er hing een uithangbord boven: DE ENIGE UITWEG IS EEN PERMANENTE UITWEG. Zodra die deur verschijnt, kun je niet anders dan fantaseren over wat er zich aan de andere kant bevindt. Je kunt niet anders dan manieren verzinnen om daar te komen.

Owusu stelt zich bewonderenswaardig kwetsbaar op in haar autobiografische herinneringen, die zowel intiem, actueel als urgent zijn. De worsteling en knagende vragen over waar ze thuishoort als je zo veel verschillende culturen in je meedraagt, in zo veel landen hebt gewoond en meerdere talen spreekt. Invoelbaar zijn de grote verliezen die ze heeft geleden. Haar zoektocht naar een juiste identiteit, hebben haar gecompliceerde bestaan getekend en overhoop gegooid. Als klap op de vuurpijl is ze ook nog getuige van de aanslagen op de Twin Towers. Zie daar dan maar eens zonder psychische kleerscheuren uit te komen.

Het gelaagde verhaal schuurt, maar het proza is helder en soms heel strak geformuleerd, afgewisseld met prachtige, lyrische zinnen. De aardbeving als metafoor heeft ze daar doorheen gevlochten. Ze doorloopt de fasen die horen bij rouw, tot de naschokken tot stilstand komen en ze zich gelouterd voelt. Ze (ver)oordeelt niet, zoekt altijd naar redenen voor het gedrag van de ander jegens haar.

Het grote gevaar met dergelijke verhalen is dat het wel eens te veel van het goede kan worden, maar Owusu laat het nergens over-the-top gaan, laat zich niet verleiden om in de slachtofferrol te kruipen en blijft op zeer realistische wijze vertellen.

Een veelbelovende debutant, waar we hopelijk meer van zullen horen.

Marjon Nooij

Nadia Owusu – Naschokken. Vertaald door Anne Jongeling. Signatuur, Amsterdam. 352 blz. € 22,99.