Van Dis groeit nog steeds in schrijverschap

Overtuigender dan ooit is Adriaan van Dis terug na de plagiaataffaire die ineens half Nederland in haar greep had en hem bijna van zijn voetstuk stootte.*

In zijn nieuwe boek, Indische duinen, neemt hij het zekere voor het onzekere: in een ‘Aantekening van de auteur’ noemt hij uitvoerig zijn bronnen: een documentaire over de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, boeken met herinneringen aan het leven in de interneringskampen, brieven die vanuit de kampen naar de buitenwereld werden verzonden en die Van Dis heeft mogen inzien.

Dit alles doet vermoeden dat de schrijver de realiteit zo dicht mogelijk op de huid heeft willen zitten. De realiteit van het verloren Indië, van de diepe wonden die tijdens de bezetting door Japan en later door de verdrijving uit Indonesië zijn geslagen, van de gezinnen die gebroken en berooid terugkeerden naar Nederland waar ze niet meer konden aarden (en niet begrepen werden). Toch is de hoofdpersoon nooit in Indië geweest.

Indische duinen is een familieroman, het eerste hoofdstuk heet ‘Dood aan de familie’. Het is een vrij ingewikkelde familiegeschiedenis. De ik-figuur is 46, zijn moeder was zwanger van hem toen ze met haar drie dochters en zijn vader repatrieerde. Maar die vader is weer niet de vader van de dochters. De moeder is nooit met de vader getrouwd omdat deze niet wist dat hij al kort na de oorlog weduwnaar was geworden, en ook bleef lang onzeker of de eerste man van de moeder de Japanse bezetting wel of niet had overleefd.

In een oud koloniehuis in de duinen worden de oud-kolonialen ondergebracht. Bruine kinderen, de geur van knoflook, Indische woorden. De ik-figuur is een jongen met rood haar en een blanke huid die in de zon meteen verbrandt: groter contrast met zijn halfzusters is haast niet denkbaar.

In het eerste hoofdstuk sterft halfzuster Ada. Zij laat een hulpbehoevende man en een puberzoon achter. Haar spullen ordenend wordt de ik-figuur steeds meer geconfronteerd met zijn eigen geschiedenis. Hij raakt nieuwsgierig naar zijn vader die hij op 11-jarige leeftijd verloor: een rare, Spartaanse man die zijn zoon sloeg en die, zo blijkt, niet van zijn oudste stiefdochter Jana af kon blijven. Vluchtte ze daarom ooit naar Canada?

Gek genoeg maakt de haat die de hoofdpersoon altijd voor zijn vader voelde steeds meer plaats voor een mild begrip. Er duiken tantes op die de vader in Indië hebben gekend en die benadrukken hoezeer de ik-figuur op hem lijkt: ‘Je hebt zijn ogen.’ ‘Je loopt precies zoals je vader,’ zegt zijn halfzuster Jana. Zelf ziet hij ook punten van overeenkomst: zijn driftbuien, zijn pogingen om ongevoelig te zijn voor pijn, en zijn tekortkomingen als opvoeder. Wa( dit laatste betreft wijst de verteller op zijn onvermogen om zelfs een hond een veilig thuis te bieden.

Hoe kun je iemand haten op wie je zelf lijkt?

Naarmate het boek vordert blijkt er achter de persoonlijke geschiedenissen een andere geschiedenis te schuilen, die van vernedering, verschrikking, ziekte en dood, honger en ellende. Aan het einde van de jaren veertig likte Nederland zijn eigen wonden. Naar de gerepatrieerden uit Nederlands-Indië die zo het hunne hadden meegemaakt, werd omgekeken noch geluisterd.

Adriaan van Dis beschrijft levensechte mensen in een zeer toegankelijke roman. Hij beschikt over genoeg humor om geen heiligen van hen te maken. De ik-figuur is een cynicus die er met zijn vriendin een faxrelatie op na houdt. Zijn leven lang voerde hij een vergeefse strijd tegen zijn afkomst: dood aan de familie.

Pas als twee van zijn halfzusters de daad bij het woord voegen, gaat zijn familie voor hem leven, en wil hij zich zelfs ontfermen over zijn neef Aram. Die weigert echter zijn vader in de steek te laten; Aram moet langzamerhand aan zijn eigen strijd beginnen.

Overigens doet dit alles — Indië, de jonge zoon die ‘er nooit geweest maar wel gemaakt’ is, de drie oudere zusters, de vader die altijd de liniaal binnen handbereik had, het bijgeloof van de moeder, de antroposofie van de vader, het Hollandse duindorp waar de familie na haar repatriëring terecht komt — wel heel sterk denken aan een novelle die tien jaar geleden de Nederlandse lezers verraste: Nathan Sid. Plagiaat? Nee, natuurlijk niet. Nathan Sid was het sterk autobiografische literaire debuut van de journalist Adriaan van Dis (geboren in 1946 in Bergen, ook dat klopt).

Toen hield het verhaal op met de dood van de vader; nu is er de dimensie van het leven daarna. De zoon werd volwassen. Het perspectief werd wijder, het bewijs dat Van Dis’ schrijverschap nog steeds groeiende is.

Frank van Dijl

Adriaan van Dis – Indische duinen. Roman. Meulenhoff.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Algemeen Dagblad, 14 oktober 1994.

*) In 1992 werd Adriaan van Dis beschuldigd van plagiaat. Voor zijn boek Het beloofde land zou hij royaal hebben geplukt uit een boek van een Amerikaanse antropoloog. Van Dis en zijn uitgever vonden dat zijn werkwijze geoorloofd was, omdat het om een hedendaags literair non-fictie boek’ ging. De schrijver verklaarde dat hij had overwogen om naar zijn bronnen te verwijzen en dat een volgende keer zeker zou doen.