Grijstinten en spionnen in de Tweede Wereldoorlog

De drie levens van Josef Klein van de Duitse schrijfster Ulla Lenze is een ingenieus gecomponeerde roman. Aan de basis staat een stapel teruggevonden brieven tussen Lenzes oudoom Josef en zijn broer Carl. Deze brieven intrigeerden de schrijfster zo dat ze besloot het verhaal van Josef te vertellen en in romanvorm de ontbrekende stukken van zijn leven verder in te vullen, tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. Het resultaat is een wonderlijke mengeling van waargebeurde en verzonnen geschiedenis, van een particulier familieverhaal tot de grote wereldgeschiedenis.

Josef Klein vertrekt in de jaren ’20 van de vorige eeuw vanuit Duitsland naar de VS. Hij gaat in New York wonen en leidt een teruggetrokken leven in Harlem. Jazz is zijn passie en daarnaast is hij een hartstochtelijk radiozendamateur. Het is een broeierige tijd. Antisemitische en racistische groeperingen schreeuwen om aandacht in de straten van New York en Duitse nationalisten in de VS durven Hitler openlijk te bewonderen als hun man. Josef komt in contact met deze Hitler-sympathisanten en voor hij het doorheeft is hij een radertje geworden in een Duits spionagenetwerk in Amerika.

In afwisselende hoofdstukken volgen we Josef tijdens zijn avonturen in de VS en vinden we hem terug bij zijn broer Carl en diens gezin, kort ná de oorlog. Josef blijkt in Amerika in de gevangenis te hebben gezeten. Carl, zijn vrouw Edith, en hun twee kinderen (waaronder de moeder van de schrijfster) hebben de oorlog overleefd in hun stad Neuss. In een halfverwoeste stad proberen zij hun bestaan weer op te pakken. Lenze geeft de grote tegenstellingen mooi weer tussen het door de oorlog getraumatiseerde gezin en de in hun ogen flierefluitende, veramerikaniseerde Josef. Echt warm wordt het nooit tussen hen, ongemakkelijk des te meer. Wie heeft er schuld? De voor spionage veroordeelde Josef of de Duitsers die de oorlog overleefd hebben zonder tegen Hitler in opstand te zijn gekomen?

In zijn derde ‘leven’ komen we Josef tegen in Zuid-Amerika. Hij heeft het benauwde, naoorlogse Duitsland van zijn broer en diens gezin weten te ontvluchten richting Argentinië, met behulp van een oud spionagecontact. Net als in New York komt hij ook hier terecht in een netwerk van Duitsers, veelal oud-nazi’s die erin geslaagd zijn weg te vluchten langs de befaamde ‘rattenlijn’. Men is bezig plannen te smeden tegen de West-Duitse bondskanselier Adenauer. Josef staat wederom voor een keuze. Zijn leven lang is hij op zoek geweest naar een heimat en heeft hij nergens goed kunnen aarden. Terwijl hij wegvlucht uit Duitsland ziet hij ‘de voorbijflitsende dorpen en velden, allemaal voor de laatste keer, de laatste keer Europa, heimat, maar het betekent niets voor hem. Carl en Edith, en ook Duifje en Paultje, die betekenen iets voor hem.’ Niet zijn land of zijn landgenoten, maar zijn familie blijkt zijn echte thuis.

De grijze figuur Josef is een zeer geschikte hoofdpersoon voor dit boek. Hij is als een man zonder eigenschappen. Een onopvallende man van wie mensen steeds zeggen dat hij hen aan iemand anders doet denken. Dingen overkomen hem, maar zelf maakt hij nooit een keuze. Zo ziet Josef het in elk geval zelf. Hij had toch niks met die nazispionnen en is er alleen maar ingeluisd, waarna hij niet meer terug kon, nietwaar? Dit morele drijfzand, deze grijstinten tussen goed en kwaad, daar gaat het Lenze om. Het grijze personage Josef is hier het perfecte symbool voor. In een interview heeft de schrijfster aangegeven dat zij haar oudoom zelf wel degelijk schuldig acht. Ook niet-kiezen is een keuze en uiteindelijk had hij een keuze om uit het spionagenetwerk te stappen. Maar echt goed en echt kwaad bestaan niet in dit boek en die nuance geeft het juist zijn kracht.

De spionagesferen en de vage grens tussen goed en kwaad doen denken aan De donkere kamer van Damocles. Net als bij dat boek denk je eerst met een spionageroman van doen te hebben, maar besef je pas later dat het daar niet zozeer om draait. Een ander boek dat gelijk te binnen schiet is Het complot tegen Amerika van Philip Roth. Ook in dat boek zien we de opkomst van antisemitische groeperingen in de VS eind jaren ’30, waarbij Roth dit vanuit het perspectief van een Joodse jongen beschrijft. Interessant is dat Ulla Lenze precies diezelfde periode als decor gebruikt, maar dan vanuit Duits perspectief. Dit past in een trend van de laatste jaren waarin er duidelijk meer aandacht in de literatuur is, en ook meer aandacht mag zijn, voor het Duitse perspectief op de oorlogsjaren, soms ook door niet-Duitse auteurs. De welwillenden van Jonathan Littell is een beroemd voorbeeld en van recenter datum Wij Duitsers van Alexander Starritt. De drie levens van Josef Klein past naadloos in dat rijtje.

Ulla Lenze is er met deze roman in geslaagd haar eigen familiegeschiedenis op zo’n manier uit te diepen dat er een universeel verhaal uit tevoorschijn is gekomen. Een verhaal dat vragen opwerpt over schuld en boete, goed en kwaad, en dat in zijn beschrijvingen van een tijd waarin radicaliseren en racisme aan de orde van de dag zijn soms angstaanjagend actueel aandoet. Wat zou jij doen als jij voor de keuze gesteld zou worden? Het blijft een immer relevante vraag.

Casper Schaaf

Ulla Lenze – De drie levens van Josef Klein. Uit het Duits vertaald door Kris Lauwerys & Isabelle Schoepen. Meridiaan Uitgevers, Amsterdam. 280 blz. € 22,99.